Een ideale niemandstaal voor de EU

bahasa-indonesia-5647Het vertrek van de Britten is op taalgebied een buitenkans: het neemt het laatste beletsel weg om Engels te omarmen als Europese lingua franca. Dan moeten de Europese leiders wel dezelfde wijsheid kunnen opbrengen als hun Indonesische collega’s in 1945.

Toen een verdeeld Verenigd Koninkrijk in 2016 voor de Brexit stemde, zagen veel fans van het Duits en vooral het Frans hun kans schoon: de Engelse taal moest in Europe een flink toontje lager gaan zingen. Zo vond Europarlementariër Johannes Singhammer (CSU) dat het afgelopen moest zijn met de discriminatie van het Duits en het Frans. Jean-Claude Juncker himself schakelde halverwege een toespraak demonstratief over van Engels op Frans. En in dagblad Le Figaro mocht de Franse officier Thomas Miailhes pleiten voor de Franse taal als ‘heroveringsinstrument’.

Op het eerste gezicht hebben zij een punt. Op dit moment spreekt 13% van de EU-bevolking Engels als moedertaal, 18% Duits en 12% Frans. Die drie zijn dan ook de officiële werktalen van de Europese Commissie; in de praktijk overheerst het Engels. Maar na de Brexit daalt het aandeel Engelstaligen in de EU-bevolking tot rond de 2%:  Ieren en expats. Dat is minder dan het Nederlands of het Hongaars. Het Duitse aandeel stijgt tot 21%, het Franse tot 14%.

Het lijkt logisch dat de grootste talen de grootste rol in het bestuur toekomt. Maar die logica getuigt meer van machtswellust dan van wijsheid of historisch besef. De ervaring leert: als de bevolking vele talen spreekt, is het riskant om aan een van de ‘machtigste’ talen een bijzondere rol te gunnen.

India probeerde dat in de jaren zestig. Bloedige onlusten waren het gevolg, en uiteindelijk gaf de regering de minderheden hun zin: naast het Hindi bleef ook het neutrale Engels een officiële taal. In de Sovjet-Unie was het Russisch heer en meester, en dat heeft Estland, Letland, Litouwen en Oekraïne opgezadeld met een erfenis van talige rancune en strijd.

Het kiezen van een bestuurstaal is, kortom, een precaire kwestie. Meerderheden en zeker grote minderheden spelen met vuur als ze hun moedertaal opdringen. Ook Sri Lanka, Cyprus, Pakistan, Spanje en België kunnen ervan meepraten.

Hoopgevende voorbeelden zijn er gelukkig ook. Een veeltalig land als Mozambique maakte het Portugees tot staatstaal: niemands moedertaal, maar wel neutraal. Tanzania deed datzelfde met een wijdverbreide handelstaal, het Swahili. En het mooiste verhaal komt uit Indonesië. Bijna de halve bevolking spreekt Javaans, maar de leiders lieten bij de onafhankelijkheid in 1945 wijsheid prevaleren boven taalchauvinisme: als bestuurstaal kozen zij het Maleis, dat ze omdoopten tot ‘Indonesisch’. Het was de moedertaal van een kleine minderheid, maar door een historisch toeval werd het ook gesproken door handelaren en ambtenaren in het hele land. Nu, driekwart eeuw later, beheerst de grote meerderheid van de bevolking het Indonesisch als tweede taal. Indonesië heeft tal van conflicten gekend, maar geen taalstrijd.

Wat leren we daarvan? Als de bevolking veeltalig is, kan men het beste een neutrale bestuurstaal kiezen, een met weinig (binnenlandse) moedertaalsprekers. Als die ook nog eens redelijk wijdverbreid is als tweede taal, zoals het Swahili of het Maleis, is dat een enorm voordeel.

Dankzij de Brexit verkeert de EU binnenkort in dezelfde bevoorrechte omstandigheden als Tanzania en Indonesië. Een taal die vrijwel niemands moedertaal is, wordt gesproken door een grote minderheid – het Engels dus. En aangezien 86% van de Europese leerlingen in het voortgezet die taal leert (meer dan het dubbele van Frans en Duits samen) zal onder jongeren het Engels zelfs een meerderheidstaal zijn. Dat de heren Juncker (64) en Singhammer (66) zich tegen het Engels afzetten, zal mede een generatiekwestie zijn.

Als EU-lid waren de Britten 46 jaar lang irritante dwarsliggers, maar hun erfenis is het misschien waard geweest: eindelijk heeft de EU een neutraal communicatiemiddel, een ‘niemandstaal’ waarin iedereen zich ongeveer even goed (en even onvolmaakt) kan uitdrukken, een taal waarin de Europeanen op voet van gelijkheid kunnen onderhandelen en debatteren. Nu maar hopen dat de Europese leiders zich niet door de Sovjet-Unie laten inspireren, maar door Indonesië.

****

Bovenstaand artikel, een beknopte versie van een lezing die ik in juni in het Brusselse Full Circle House heb gegeven, staat vandaag in NRC onder de kop ‘Maak na de Brexit het Engels eindelijk officieel lingua franca’. Enkele hoofdstukken van mijn boek Babel gaan over de lingua franca-rol van onder meer het Indonesisch, het Swahili en het Engels. 

De Belgische hoogleraar Philippe Van Parijs heeft me laten weten dat in mei een artikel van zijn hand in die Zeit is verschenen (in een Engelse en Duitse versie). Aanbevolen. Hij legt andere accenten, maar de conclusie is vergelijkbaar. 

Dit bericht werd geplaatst in vreemde talen en getagged met , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

7 reacties op Een ideale niemandstaal voor de EU

  1. Ruud Harmsen zegt:

    Dit schreef ik in 2014 al, lang voor de Brexit:
    https://rudhar.com/politics/EUgrondw/qualling.htm
    Welke taal voor Europa?

    Like

  2. Trix zegt:

    Ik had hier nog nooit over nagedacht, maar het klinkt als een heel goede oplossing

    Like

  3. Sander zegt:

    U ziet het Engels als een ‘neutrale’ taal onder degenen die het niet als moedertaal hebben. Dit zou ik in twijfel trekken.

    Een taal is intrinsiek verweven met de cultuur waar zij vandaan komt. De definities van woorden in het Engels zoals die in woordenboeken verschijnen en die mensen (inclusief tweedetaalsprekers) correct vinden, worden bepaald aan de hand van wat moedertaalsprekers ermee bedoelen. 75% van de moedertaalsprekers van het Engels komt uit de VS. Het Engels is dus geen neutrale taal. Als wij Engels spreken, gebruiken wij begripsstructuren en uitdrukkingen die vooral uit een Amerikaanse context ontleend worden.

    Bovendien hangt taal sterk samen met identiteit en verwantschap. Nederlanders lijken zich vaak meer met Amerikanen verwant te voelen dan met Fransen of zelfs Duitsers, simpelweg omdat zij de taal van de Amerikanen verstaan en die van Fransen en Duitsers niet. Dit heeft verstrekkende gevolgen voor de Europese identiteit. Hoe meer Engels als ‘universele’ taal wordt genomen, hoe hoger het prestige ervan en van de geassocieerde cultuur en maatschappij; hoe meer mensen Amerikaanse series kijken en daar hun gedragspatronen op baseren, Amerikaanse Facebookgroepen en Youtubekanalen volgen en daar hun politieke visie op baseren, etc. Het zorgt ook voor een veel lagere motivatie om andere talen te leren. Zo neemt de kennis van het Frans onder Vlamingen en van het Nederlands onder Franstalige Belgen door het Engels steeds meer af, wat ervoor zorgt dat de gemeenschappen nog meer gescheiden raken, elkaars media nog minder kunnen volgen, etc. Het gebruiken van het Engels voor onderlinge communicatie tussen groepen in plaats van het mengen van talen zorgt voor een nog sterker onderscheid tussen groepen per taal en een versteviging van de insider-outsider/relatie.

    Kunt u dieper ingaan op wanneer een taal als ‘neutraal’ te beschouwen is en welke culturele consequenties de keuze van een taal tot gevolg heeft? Waarom snijdt u de optie van een werkelijk neutrale, geconstrueerde taal (o.a. Esperanto) niet aan?

    Geliked door 1 persoon

    • Gaston zegt:

      Zoals uit mijn artikel geloof ik wel op is te maken, bedoel ik met ‘neutraal’ dat de taal in kwestie niet de moedertaal is van een van de gesprekspartners. Op Twitter gebruikte iemand de voetbalmetafoor dat in het Engels maar heel weinig EU-burgers na Brexit nog ‘thuisvoordeel’ hebben.

      Dat ook het Engels geen perfecte keuze is, ben ik met u eens. (Ik heb in het laatste hoofdstuk van mijn boek Lingua gewezen op de vele moeilijkheden waarmee het Engels behept is.) Mijn keuze is pragmatisch, onder het motto ‘het betere is de vijand van het goede’. Wel wil ik erop wijzen dat het Engels steeds minder geassocieerd wordt met welk land dan ook. In gesprekken tussen niet-moedertaalsprekers is de gedachte aan de moedertaalsprekers en hun cultuur tamelijk ver weg.

      Dat de motivatie om nog andere talen te leren zal afnemen, kan ik bezwaarlijk ontkennen. Hoe hard men zo’n derde taal nog nodig zal hebben, daarover valt te twisten. Ik heb wel eens een pleidooi gehouden vóór het leren van een extra taal, en daar sta ik nog steeds achter. Maar hoe meer mensen in de wereld redelijk tot goed Engels spreken, des te meer vervallen de redenen die ik daar noem. Persoonlijk zal ik talenkennis waardevol blijven vinden, maar dan meer op de manier zoals ik het bespelen van een muziekinstrument waardevol vind.

      Over Esperanto heb ik het niet omdat dat op dit moment geen kansrijke kandidaat is. Het voldoet wel beter aan de eis van neutraliteit (althans binnen Europa – wereldwijd zeker niet), maar geniet niet de steun van een omvangrijke groep die het al spreekt. Honderden miljoenen Europeanen willen niet hun investering in het Engels weggooien en genieten van alle mogelijkheden die de taal hun geeft. Mensen die nu aan Esperanto beginnen, hebben daar voorlopig weinig baat bij. (Zelf bén ik er ooit aan begonnen, maar ik vond de esperantistengemeenschap weinig aansprekend.) Ook wordt het gemak overdreven: de grammatica is overwegend eenvoudig, maar de woordenschat vergt aardig wat zitvlees en oefening.

      Like

      • vagabondo2330 zegt:

        ‘Ik heb wel eens een pleidooi gehouden vóór het leren van een extra taal, en daar sta ik nog steeds achter.’

        Waarom kan dat niet Esperanto zijn? Het leren van Esperanto als eerste vreemde taal in het basisonderwijs biedt behalve communicatieve ook heel wat pedagogische voordelen.
        Verschillende studies hebben uitgewezen dat Esperanto als eerst geleerde vreemde taal:
        – de leertijd voor andere talen tot 30 % verkort;
        – het logisch-kritisch-structureel denken bevordert, niet onbelangrijk voor wiskunde en wetenschappen. Wat het Latijn voor de (intellectueel-sociaal-economische) elite is, is Esperanto voor iedereen.
        – het taalbewustzijn vergroot en tot meer inzicht in de moedertaal leidt;
        – de creativiteit stimuleert: Esperanto functioneert zoals het lego-systeem: met woordstammen uit Germaanse, Romaanse, Slavische talen en voor-en achtervoegsels kan het kind zelf woorden maken.
        – het leerplezier verhoogt: kinderen leren spelenderwijs;
        – het zelfvertrouwen opkrikt ten gevolge van de snelle succeservaring: hoera,ik kan iets;
        – motiveert om andere talen te leren: via de woordstammen uit de andere talen komt het kind in contact met andere talen;
        – het kind reeds op jonge leeftijd interesse voor andere culturen bijbrengt: individueel en/of klassikaal contact met leeftijdsgenoten uit andere taal- en cultuurgebieden verlaagt de interculturele drempel en leidt tot meer wederzijds begrip.

        Zie o.a.:

        Klik om toegang te krijgen tot s2l_poster_espres_2012.pdf

        Klik om toegang te krijgen tot esperanto_as_a_starter_language.pdf

        Esperanto als basistaal en als taalbasis! Laat meertaligheid voor wie daarvoor geïnteresseerd is op basis van interesse en/of noodzaak.

        ‘Honderden miljoenen Europeanen willen niet hun investering in het Engels weggooien en genieten van alle mogelijkheden die de taal hun geeft.’

        Dat hoeft ook niet. Engels en Esperanto kunnen complementair zijn. Engels als taal van de macht (volgt de wet van de jungle: het recht van de sterkste), als taal van de elite, als prestigetaal. Esperanto als taal van het volk, als taal van de democratie, als taal van de eenvoud (intellectuele nederigheid). Engels VERDEELT de maatschappij in NESsy’s (Native English Speakers) als eersterangsburgers en communicatief gehandicapten als tweederangsburgers. De laatste categorie wordt ook nog eens verdeeld in intellectueel-sociaal-economisch bevoordeelden en de ‘gewone’ burgers. Esperanto VERENIGT de maatschappij al 132 jaar op een democratische, niet-discriminerende en efficiënte manier over culturele, politieke, religieuze of welke grenzen dan ook heen.

        ‘Mensen die nu aan Esperanto beginnen, hebben daar voorlopig weinig baat bij. (Zelf bén ik er ooit aan begonnen, maar ik vond de esperantistengemeenschap weinig aansprekend.)’

        Men moet het onderscheid maken tussen de taal Esperanto en de esperantogemeenschap. De waarde en het belang van de taal als communicatief en pedagogisch project wordt niet bepaald door de (grootte van de) esperantogemeenschap.

        ‘ Ook wordt het gemak overdreven: de grammatica is overwegend eenvoudig, maar de woordenschat vergt aardig wat zitvlees en oefening.’

        Maar nog altijd tot 10 x minder dan het leren van Engels of andere vreemde talen!

        Hoe u het ook draait of keert: er zijn GEEN geldige rationele, maar alleen emotionele redenen om het Esperanto te verwerpen. En, waar een wil is, is een weg, maar waar onwil is, staat de rede machteloos.

        Like

  4. G. Relker zegt:

    Droevig. Universiteiten engels. Nederlandse radio engels (zeker muzikaal). En dan ook nog Europa engels. Zo zal het niet lang meer duren tot het Nederlands het Nedersaksisch zal volgen op de weg naar het einde.

    Like

    • Gaston zegt:

      In het geheel niet! Het Engels hoeft niet in de plaats van de moedertalen te komen, maar als een lingua franca daarboven. Ook Tanzania en Indonesië hebben nog steeds tientallen resp. honderdtallen talen. Dat de gedeelde taal daar een zekere invloed op uitoefent, zal ik niet ontkennen.

      Like

Plaats een reactie