Nuttige parallellen tussen talen laten zien: dat is wat ik keer op keer doe in het boek waar ik aan werk, Leer in 7 dagen 7 talen lezen. Parallellen tussen Nederlands en Fries, tussen Nederlands en Scandinavisch, tussen Engels en de Romaanse talen, enzovoort. En daarbij stuit ik af en toe op dingen die me niet eerder waren opgevallen.
Vandaag weer. Ik was aan het beschrijven dat in de Scandinavische talen de uitgang –t vaak op ‘onzijdig’ duidt: het onzijdige onbepaalde lidwoord (et of ett), het onzijdige bijvoeglijk naamwoord (godt of gott). In het Nederlands hebben we dat niet. Ons onbepaalde lidwoord een heeft geen onzijdige variant op t; ons bijvoeglijk naamwoord goed heeft geen onzijdige variant ‘goedt’. Het Scandinavisch, zo dacht ik, zal op dit punt wel iets ouds hebben bewaard dat wij kwijt zijn geraakt.
Tot ik me realiseerde dat wij het wel degelijk ook nog hebben – en ik waarschijnlijk nog iets meer dan jij.
Het onbepaalde lidwoord een heeft in het Nederlands weliswaar geen onzijdige vorm op –t, zoiets als ‘eet‘, maar het bepáálde lidwoord heeft die wel degelijk: het. Tegenover de voornaamwoorden hij en zij en hem en haar staat in het onzijdig ook weer het. Tegenover het zijdige die staat het onzijdige dat. Tegenover deze staat dit. En tegenover het vraagwoord wie? voor mensen staat het woord wat? voor dingen – niet helemaal hetzelfde als zijdig en onzijdig, maar het zit dicht in de buurt. (Ken je nog meer gevallen? Ik hoor ze graag!)
In het boek laat ik het daarbij, maar hier op het blog durf ik nog twee stapjes verder te gaan.
Die Nederlandse woorden het, dat, dit en wat zijn in het Duits net ietsje anders: das, es, dies en was. Tegenover onze t’s staan dus Duitse s’en. Dat is niet uniek voor dit viertal, maar beantwoordt aan een patroon: net zo staan tegenover uit, wit, zweet en groot de Duitse woorden aus, weiss, Schweiss en gross, en er zijn nog veel meer voorbeelden. Het nep-Duitse zinnetje ‘Es macht keine Flaus aus’ mag dan een flauwe grap zijn, het berust wel op een kloppende intuïtie.
Kennelijk is in het Duits de t in bepaalde gevallen ooit een s geworden. Of is bij ons het omgekeerde gebeurd? Nee, want in de Scandinavische talen staat er telkens een t, en in het Engels meestal ook, dus het Duits moet de zonderling zijn, niet het Nederlands.
Maar als Duitse s’en aan het eind van een woord uit een t kunnen zijn ontstaan, dan is die Scandinavische t aan het eind van bijvoeglijke naamwoorden opeens niet zo vreemd meer. ‘Een goed huis’ is in het Noors et godt hus. En aangezien dat in het Duits ein gutes Haus wordt, heeft het er alle schijn van dat ook deze s (van gutes) uit een oude t is ontstaan.
En waarom beweerde ik hierboven zo pedant dat ik waarschijnlijk iets meer van die t bewaard heb dan jij? Limburgs, daarom. Om dat te illustreren moet ik van het ‘goede huis’ even een ‘klein huis’ maken. In mijn dialect is dat e klein hoes. Het woord klein heeft dus dezelfde vorm als in het Nederlands, zonder uitgang. Maar nu komt het. Als ik naar een klein huis verwijs maar het woord hoes weglaat, dan krijgt klein verplicht en onvermijdelijk een uitgang. En je raadt vast al welke dat is.
Juist: e kleint.
****
Dit is aflevering 23 van een doorlopende serie over het schrijven van mijn boek ‘Leer in zeven dagen zeven talen lezen’. Update: Koop het bij je favoriete boekhandel of bestel het hier.
AANVULLING (7 oktober): volgens een Duits boek uit 2006 (Einführung in die Dialektologie des Deutschen) zijn er Duitse dialecten waar men niet schönes Haus zegt, maar schönet Haus, met de oude t dus. Ook is het woord voor ‘alles’ daar allet. Het gaat onder meer om Ripuarische dialecten; het Limburgs grenst daaraan.
Nog een leuk feitje: als je nog verder terug gaat in de tijd, van Germaans naar Indo-Europees, dan wordt die t een d. Die d vind je bijvoorbeeld in de Latijnse onzijdige voornaamwoorden id (rechtstreeks verwant met Nederlands het, denk aan Engels it), quid en quod (verwant met Nederlands wat).
LikeGeliked door 1 persoon
Denk aan het dialectwoord “eenteluk” voor afgelegen met ingevoegde t,
bijvoorbeeld een ‘eentelukke’ boerderij. (eenzaam gelegen, afgelegen).
Woord uit het zgh. eilanden-hollands.
mede-taalliefhebber
LikeGeliked door 1 persoon
Als langharige scholier werd ik rond 1976 in Mestreech uitgescholden voor ‘lanktharige’, niet ‘langharige’. Ga je de betekenisonderscheidende sleeptoon en stoottoon in het Maastrichts nog vergelijken met de functioneel vergelijkbare tonemen (tonelag) in het Noors?
LikeLike
Lankt-, echt waar? Ik zou lank- verwachten: lankhaorig. Of lankhårig, als je wilt. 😉
Nee, die tonen laat ik erbuiten. Niet nodig om geschreven Noors te lezen.
LikeGeliked door 1 persoon
Echt waar: lankt-.
LikeLike