Verrassende dingen lezen is leuk, maar verrassende dingen zelf ontdekken is nog leuker.
Zo ontdekte ik, lang geleden alweer, dat de meervoudsuitgang van Italiaanse mannelijke naamwoorden, -i, sprekend leek op de Latijnse, en om precies te zijn op de eerste naamval – ook -i. Dat lijkt misschien logisch – tenslotte spraken de Romeinen ooit Latijn en nu Italiaans. Maar zo logisch is dat niet, want in de andere Romaanse talen is het anders; daar hebben ze de vierde naamval bewaard, die steevast op -s eindigt.
We kunnen de overeenkomst zelfs in het Nederlands zien, dankzij een aantal leenwoorden uit beide talen:
· Latijn: musicus – musici, cyclus – cycli, intimus – intimi.
· Italiaans: solo – soli, saldo – saldi, antipasto – antipasti.
Dat riep natuurlijk de vraag op of hetzelfde ook bij vrouwelijke woorden was gebeurd. En verrek, ja hoor. Als je een beetje Latijn en Italiaans kent, zie je het vrijwel meteen. Het is in dit geval wat lastiger leenwoorden vinden om het te illustreren. Maar het kan:
· Latijn: collega – collegae, stria – striae.
· Italiaans: penne en lasagne zijn in het Italiaans de meervouden van penna en lasagna.
De uitgangen –ae en -e verschillen dus in spelling, maar de uitspraak is hetzelfde. Niet in het klassieke Latijn, wel in de volkse praktijk.
Alleen, ik had het mis.
Daar kwam ik achter dankzij Yoïn van Spijk, kenner van zowel het Latijn als het Italiaans, die zich bereid heeft getoond mee te lezen met mijn boek-in-wording, Leer in 7 dagen 7 talen lezen. Het bovenstaande stond daar namelijk in. Maar ik heb het dus moeten aanpassen. De mannelijke helft van mijn gedachtegang strookte wel met de feiten, maar de vrouwelijke helft niet.
Penne komt namelijk niet van pennae, het komt van pennas, de vierde naamval. Pennas werd eerst pennai (uitgesproken als /pennaj/), en dát werd later penne.
Dat is op het eerste gezicht een vergezocht verhaal. Mijn verhaallijn is veel simpeler en zuiniger – ik heb Ockham en zijn scheermes aan mijn kant, zeg maar. Maar Yoïn heeft de feiten aan zijn kant, en dat scheermes helpt wel tegen aannames, maar niet tegen bewijzen.
(Voor wie benieuwd is, hier zijn ze:
· In oude teksten is de genoemde tussenstap op -ai aangetroffen.
· In de werkwoordsvervoeging heeft zich een soortgelijk proces voltrokken.
· Een enkele keer heeft een woord wel de tussenstap naar ai gezet, maar niet de vervolgstap, bijvoorbeeld stai (‘jij staat’).
· De overgang van /aj/ naar /ee/ komt wel vaker voor. Het Franse j’ai (‘ik heb’) getuigt daarvan. Sterker nog: ons woord heten stamt af van haitan.)
Verrassende dingen ontdekken is leuker dan verrassende dingen lezen; lezen dat je eigen ontdekking niet klopt, is wel verrassend, maar een stuk minder leuk.
*****
Dit is aflevering 21 van een doorlopende serie over het schrijven van mijn boek ‘Leer in zeven dagen zeven talen lezen’. Update: Koop het bij je favoriete boekhandel of bestel het hier.