(9:) De verkenning van het zinnestelsel

Afgelopen woensdag plaatste ik op dit blog een prille versie van een nogal beeldsprakig tekstje, bestemd voor mijn toekomstige boek, en nodigde de lezer uitdrukkelijk uit om zijn of haar mening erover te geven. Daar kwam inderdaad nuttige feedback op. Hieronder het voorlopige resultaat: een bewerkte versie van die passage, nu met een wat groter stuk van de inbedding die erbij hoort. Reacties zijn nog steeds van harte welkom!

***

Het is verbluffend op hoeveel manieren talen erin slagen van elkaar te verschillen. Maar misschien nog opmerkelijker is dat ze ook allemaal op elkaar lijken. We hebben dat vaak niet door, want de meeste vreemde talen zijn in eerste instantie ondoorgrondelijk. We begrijpen de woorden niet. De letters vertegenwoordigen vaak andere klanken dan we gewend zijn, als ze überhaupt al onze letters gebruiken. En zo zijn er meer obstakels.

Maar als je je erin verdiept, ontdek je ook veel onderliggende overeenkomsten, en dat geldt zéker voor de talen van dit boek. Eén zo’n wezenlijk punt van overeenkomst, in ieder geval binnen dit West-Europese setje maar ook ver daarbuiten, is de opbouw van zinnen.

Om die structurele overeenkomst aanschouwelijker te maken, ga ik de zin nu vergelijken met iets oneindig veel groters, iets waar onze hele wereld een erg klein stukje van is: het zonnestelsel. Nu zal niet iedere lezer een scherp beeld van het zonnestelsel hebben, dus dat zal ik eerst schetsen. Dat is een omweg, maar de (tastbare, zichtbare) structuur van het zonnestelsel lijkt in zo veel opzichten op de (verborgen, onstoffelijke) structuur van een zin, dat die omweg de moeite loont.

In het midden van ons zonnestelsel staat een ster: de zon. Als aardbewoner kun je makkelijk denken dat we zelf in het middelpunt staan, maar dat lijkt maar zo. Om de zon heen draaien de planeten, waaronder Venus, Jupiter en onze eigen aarde. Rondom de meeste van die planeten draaien weer manen. Wij hebben er maar één, zodat we die kortweg ‘de maan’ kunnen noemen, maar andere planeten hebben er meer, sommige zelfs veel meer. En ten slotte zwiert er tussen die planeten nog allerlei klein grut: dwergplaneten zoals Pluto en – wat officieel heet – ‘kleine lichamen’, zoals kometen en asteroïden. Een groot deel daarvan beschrijft een baan om de zon, maar soms komen kleine zwervende einzelgängers eenmalig op bezoek.

Zinnen zitten net zo in elkaar; vandaar dat ik hierboven de zin als ‘zinnestelsel’ heb aangeduid. De overeenkomsten zijn, op zijn ruwst geformuleerd, als volgt:

Maar die versimpeling gaat wel heel ver. Daarom nu nog een keer, ditmaal ietsje preciezer:

⦿ Het centrale element van de zin is de werkwoordgroep, dat wil zeggen het vervoegde werkwoord (de persoonsvorm, in de voorbeeldzinnen felrood) en de andere werkwoorden die er eventueel bij staan (zachter rood: infinitieven als slapen en deelwoorden als geslapen). Intuïtief voelt het misschien eerder alsof de zelfstandige naamwoorden het middelpunt van de zin vormen, zeker in zinnen met betekenisarme werkwoorden als zijn en doen. Maar nee, de werkwoorden zijn de as, de spil – de ster.

⦿ Daaromheen draaien naamwoordgroepen. De kern daarvan is een zelfstandig naamwoord (felrood), maar dat kan vervangen worden door een persoonlijk voornaamwoord (zachtrood). Net als de planeten hebben die naamwoordgroepen elk hun eigen baan. Ze cirkelen – of beter gezegd: fungeren – als onderwerp, als voorwerp (zoals lijdend of meewerkend voorwerp) of als bepaling.

⦿ Om die kern van de naamwoordgroep heen kunnen weer andere woorden draaien: een voorzetsel, een lidwoord, een bijvoeglijk naamwoord, een telwoord of een voornaamwoord. Soms kunnen ze het zelfstandig naamwoord zelfs helemaal vervangen. Die hele groep vervult dus een van de functies die ik net noemde. (De staande streepjes in de voorbeeldzinnen geven de grens tussen naamwoordgroepen aan.)

⦿ Behalve naamwoordgroepen draait er nog meer zaken om de werkwoordgroep heen, met name bijwoorden en partikels. Dat zijn dus de kometen en asteroïden van het zinnestelsel.

⦿ En dan zijn er nog de einzelgängers die zich weinig tot niets aan het werkwoord gelegen laten liggen: de tussenwerpsels.

Eén woordsoort heb ik nu nog niet genoemd: het voegwoord. Die maken verbindingen mogelijk tussen allerlei (gelijksoortige) zinsdelen of zelfs hele zinnen. Ze doen daarom denken aan ruimteschepen, die verbindingen mogelijk maken tussen hemellichamen binnen en (in principe ook) buiten het zonnestelsel.

Gaat deze vergelijking niet mank omdat er ontelbaar veel zinnen zijn, terwijl er maar één zonnestelsel is? Toch niet. De zon is maar één van de ontelbaar vele sterren, en de meeste daarvan hebben ook zo’n krans van planeten en kleinere lichamen om zich heen. De precieze samenstelling zal telkens anders zijn, dat inderdaad wel. Maar dat versterkt de beeldspraak juist nog: zoals andere zonnestelsels anders in elkaar zitten, zo hebben ook andere talen elk hun eigen zinsbouw. Maar die vertoont dus structureel vaak veel overeenkomst met die van de rest.

Zie je een tekst in een onbekende taal, dan ziet elke zin er aanvankelijk uit als een ordeloze massa – net zoals zonnestelsels in hun eerste beginstadium bestaan uit nevelige structuren. Zelfs als je van een paar woorden de ongevere betekenis kunt vermoeden, blijft het verband daartussen voorlopig schimmig. Toch is elke zin in feite dus min of meer opgebouwd als een Nederlandse zin. En in veel talen is dat aan veel woorden en woordgroepen ook te zien, als je maar weet waar je op moet letten. Bruikbare signalen zijn veelvoorkomende voor- en achtervoegsels, uitgangen en woorden als voorzetsels, lidwoorden en voegwoorden, maar ook de woordvolgorde. Zelfs als je niet weet wat de woorden in kwestie betekenen, krijg je een beeld hoe het zinnestelsel in elkaar zit. Daardoor krijg je al snel welk woord welke rol speelt in de mededeling. Bovendien krijg je vaak nog extra informatie: verleden of tegenwoordige tijd (bij werkwoorden), enkelvoud of meervoud (bij naamwoorden).

Hierna volgen concrete voorbeelden waarin de metafoor zich nuttig maakt.

****

Dit is aflevering 9 van een doorlopende serie over het schrijven van mijn boek ‘Leer in zeven dagen zeven talen lezen’. Update: Koop het bij je favoriete boekhandel of bestel het hier.

Dit bericht werd geplaatst in 7D7T en getagged met , . Maak dit favoriet permalink.

4 reacties op (9:) De verkenning van het zinnestelsel

  1. Jac zegt:

    Ik ga nu een wellicht wat gemene vraag stellen: hoe zit dat in polysynthetische talen?

    Like

    • Gaston zegt:

      Haha, ja, ik denk dat het daar enigszins spaakloopt. Of het nog een beetje bruikbaar blijft, weet ik niet – ik ken geen Groenlands! Misschien moet je daar op de lettergrepen of andere ‘blokjes’ gaan letten?

      Like

  2. Frans Knibbe zegt:

    De beeldspraak lijkt aan kracht te winnen. Maar als lezer zou ik bij de uitleg dan graag meteen willen weten waarom de werkwoordgroep het met een ster vergelijkbare centrale element is. Dat zal vast later nog uit de doeken worden gedaan, maar kan er niet meteen al een tipje van de sluier worden opgelicht?
    Verder vraag ik mij af in hoeverre de metafoor afhankelijk is van een bepaald perspectief. Is het belang van een woordgroep niet afhankelijk van wat je met een zin wilt doen? Bijvoorbeeld ontleden om er achter te komen wat er wordt bedoeld omdat je de taal niet machtig bent. Of de zin overdragen aan een iemand die moeiteloos dezelfde taal snapt. Dat zijn twee perspectieven die misschien tot een andere toekenning van belang kunnen leiden.

    Geliked door 1 persoon

    • Gaston zegt:

      Dat eerste kan ik inderdaad vrij gemakkelijk toevoegen.
      Wat het tweede punt betreft: het gaat me puur om het begrijpen van een tekst in een vreemde taal. Dan is het handig om greep te hebben op hoe zo’n zin in elkaar moet zitten.
      Dank voor het meedenken.

      Like

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s