Er schoot me vandaag een metafoor te binnen die in het inleidende hoofdstuk kan komen te staan. Ik ben benieuwd wat je ervan vindt, en waarom. Ik hoor het graag! Het gaat om de volgende twee alinea’s:
****
Elke zin die we zeggen zit in elkaar zoals het zonnestelsel waarin we leven. In het midden staat een ster: onze zon. Daaromheen draaien planeten: de aarde natuurlijk, maar ook Venus, Jupiter en andere. Rondom die planeten draaien weer manen. Wij zien ’s nachts dé maan, Luna, de moeder aller manen. De meeste andere planeten hebben er meer dan een, soms zelfs tientallen. En dan zwiert er tussen die planeten door nog wat klein grut, zoals meteoren en asteroïden. Een groot deel daarvan draait ook om de zon, maar sommige zijn onafhankelijke bezoekers.
Een ‘zinnestelsel’ zit ook zo in elkaar. De onbetwiste ster is het werkwoord, of preciezer gezegd de werkwoordgroep. Daaromheen draaien planeten, en net zo bevinden zich in voorspelbare banen om de werkwoordgroep zelfstandige naamwoorden. En zoals om de planeten manen cirkelen, zo hebben ook zelfstandige naamwoorden hun metgezellen: lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en andere. Ten slotte kun je nog allerlei klein grut aantreffen, waarvan een deel buiten het eigenlijke zinnestelsel valt.
****
In het boek komen kleine kaders met uitweidingen. Dit is er een:
Meer zonnen of meer zinnen?
Er bestaan naar schatting tussen de tien en duizend triljard (10²² en 10²⁴) sterren. Is dat meer of minder dan het aantal zinnen dat mensen ooit hebben uitgesproken? Er hebben tot nu toe ongeveer 100 miljard (10¹¹) mensen geleefd. In één leven spreken we, gemiddeld en grof geschat, 100 miljoen (10⁸) zinnen uit. De hele mensheid heeft in haar hele geschiedenis dus ongeveer 10 triljoen (10¹⁹) zinnen uitgesproken. Niet weinig: het aantal zandkorrels op aarde ligt in dezelfde orde van grootte. Maar tegen het heelal leggen we het – eens te meer – af. Al praten we ons het schuim op de mond, tegenover elke zin die we hebben uitgesproken staan nog steeds zo’n duizend tot zelfs honderdduizend sterren.
****
Dit is aflevering 7 van een doorlopende serie over het schrijven van mijn boek ‘Leer in zeven dagen zeven talen lezen’. Update: Koop het bij je favoriete boekhandel of bestel het hier.
Citaat uit een voortijdig uitgelekte recensie: …”In zijn nieuwste boek beweegt Gaston Dorren hemel en aarde om zijn punt te maken. De vraag is echter, wélk punt? Op aarde schieten de metaforen te kort, we moeten de ruimte in. Zinnen als sterrenstelsels: zoveel zinnen, zoveel zonnen. Onze woordenschat is een uitdijend heelal. De taaljournalist waant zich een ruimtereiziger!”
LikeLike
Zowel talen als wiskunde hebben mijn belangstelling. Als wiskunde-student volgde ik ook colleges Russisch en Frans, en allerlei computertalen. Dus de berekeningen die je maakt spreken me bijzonder aan.
Maar onze maan als ‘moeder aller manen’…. heel poëtisch, maar ver bezijden de astronomische waarheid.
Leuk dat je hier feedback vraagt. Bezint eer je begint. Zodat je niet onbezonnen te werk gaat. Om in hetzelfde woordspel te blijven…. Maar zo’n woordenspel, gecombineerd met wiskundige wetenswaardigheden, zou je eigenlijk aan Jan Beuving moeten overlaten. Zou hij geen inleiding voor je willen schrijven? Lijkt me goed voor de marketing.
LikeLike
Dank je, Jan. De maan is in taalkundige zin de moeder aller manen: we noemen ze allemaal maan, maar onze maan is ‘dé maan’. In astronomische zin is dat zeer zeker niet het geval, nee.
Jan Beuving is marketingtechnisch inderdaad een goed idee. Waarschijnlijk is dit de enige passage in het boek waar taalkunde en natuurwetenschap elkaar raken, dus ik betwijfel of hij voor de hand ligt als inleider. Maar misschien mag dat de pret niet drukken.
LikeLike
Of de sterrenstelselmetafoor passend is hangt er denk ik vanaf hoe je een zin beschouwd. Het klopt misschien als je als taalkundige een zin ontleedt. Maar ik neem aan dat de meeste zinnen gemaakt worden om iets duidelijk te maken. En dan denk ik dat zelfstandige naamwoorden gemiddeld best belangrijker kunnen zijn dan werkwoorden. Neem de eerste zin van het stukje: “Er schoot me vandaag een metafoor te binnen die in het inleidende hoofdstuk kan komen te staan.” Zijn de werkwoorden niet vervangbaarder dan de zelfstandige naamwoorden (met hun satellieten)?
De kwestie of zonnen of zinnen in de meerderheid zijn vind ik niet zo interessant, helaas. Van beiden is er een onvoorstelbaar grote hoeveelheid. Dat de ene onvoorstelbaar grote hoeveelheid groter is dan de ander, dat wil ik best geloven. Maar er zijn heel veel onvoorstelbare grote hoeveelheden te bedenken. Wat is het nut van al die zaken numeriek te vergelijken, of te bepalen of het ene meer is dan het ander, vooral als het om ongerelateerde onderwerpen gaat? Als iemand mij deze vergelijking zou vertellen, bij een verjaardagsfeestje bijvoorbeeld, zou ik het denk ik snel weer vergeten.
LikeLike
De onbetwiste ster? Dat betwist ik. Ik ga voor het zelfstandige naamwoord, de substantie, de materie, het onderwerp. Eerst de materie, dan de verandering. Ik denk dat het ook voor taalverwerving geldt, de eerste woordjes zijn papa en mama.
LikeLike
beste heer Streefkerk,
als u zich wat meer in de natuurkunde zou verdiepen, zou u wellicht ontdekken dat alle materie uiteindelijk ook verandering is… 🙂
LikeLike
Ha Gaston,
Ik zit toevallig net tussen twee manuscriptbeoordelingen in, dus deze pak ik gewoon even mee 🙂
Ik vind de vergelijking tussen zinne(n?)stelsels en zonnestelsels echt origineel, die heb ik nog niet eerder gezien. Het bekt ook nog eens lekker dus het blijft hangen. Een mooie manier om naar de opbouw van zinnen te kijken en naar de manier waarop de woorden elkaar beïnvloeden. Ik vraag me bijvoorbeeld onmiddellijk af of woorden ook een zwaartekracht kunnen hebben en hoe die dan werkt. En zitten er misschien ook zwarte gaten in een zin?
Je kadertje over ‘meer zonnen of meer zinnen’ daar twijfel ik een beetje over. Je breidt daar je vergelijking uit naar het grote aantal zinnen, waarbij je ook nog een uitstapje maakt naar het aantal zandkorrels, dus daar komen wel veel vergelijkingen langs. Ik weet niet hoe het zich verhoudt tot het hoofdonderwerp van je boek. Als ‘feitje tussendoor’ kan het prima in een kadertje maar ik weet niet zo goed wat ik met de informatie moet. Ik leer er niets van in elk geval, want de informatie die je geeft (er zijn veel sterren/zinnen/zandkorrels) die wist ik al. En de originele vergelijking met zonnestelsels had je al gemaakt in je inleiding, dus dat verrassende effect is weg.
Nou ja, voor dit ook een heel boek wordt: zo denk ik erover.
Succes met schrijven, ik volg het met belangstelling!
Esther.
LikeGeliked door 1 persoon
Dank je, Esther, nuttige feedback!
LikeLike