Zweterige gedachten (4): koptelefoon

Ernest MercadierOp de sportschool hoorde ik vandaag een reclameboodschap waarin het woord hoofdtelefoon werd gebruikt – je kreeg er één cadeau als je een nieuwe klant aanbracht. ‘Zo’n ding heet een kóptelefoon’, dacht ik nukkig. Om me vervolgens af te vragen: waarom eigenlijk? In het Limburgs, ja, logisch, want daar hebben mensen köp, maar in het Nederlands hebben we toch hóófden? En trouwens, het tweede deel van het woord is nog raarder. Wat nou, telefoon? Je belt er toch niet mee?

Gedoucht en weer thuis ontdekte ik dat de Etymologiebank me deze keer niet verder hielp. Het grote Woordenboek der Nederlandsche Taal daarentegen meldde dat koptelefoon een ‘gebruikelijk germanisme’ is en verwees naar het lemma ‘hoofd’. Daaronder stond inderdaad hoofdtelephoon, met als voorbeeldzin ‘De zoogenaamde hoofdtelefoons, welke door een veer van zelf tegen het oor blijven zitten en … het lastige vasthouden overbodig maken’; uit het Tijdschr. v. Post. en Tel. 16.

Naast de wispelturige spelling viel op dat hoofdtelefoons hier wel degelijk besproken werden in het Tijdschrift voor Posterijen, Telegrafie en … Telefonie. En al lang geleden: jaargang 16 bleek in 1899/1900 te zijn verschenen. Waren koptelefoons toentertijd dan wel echte telefoons? Dat bleek zowaar het geval. ‘Telefoon’ is namelijk niet alleen de naam voor het hele toestel waar je mee belt, ontdekte ik, maar ook voor het luistergedeelte – het bovenste deel van de hoorn, om het twintigste-eeuws uit te drukken. Als je dat luisterdeel niet met je hand vasthoudt, maar aan je hoofd bevestigt, heb je een hoofdtelefoon.

Overigens werden koptelefoons al verrassend vroeg  niet alleen voor gesprekken gebruikt, maar ook om naar muziek te luisteren. Zo konden al vanaf 1895 klanten van het bedrijf Electrophone in Londen live naar concerten luisteren via een speciale telefoonverbinding. Een headphone maakte deel uit van hun uitrusting. Of zoals men rond die tijd in het Duits ging zeggen: een Kopftelephon. (Als er geen telefoontoestel aan vastzit, spreekt men in het Duits tegenwoordig van een Kopfhörer.) In die tijd waren in Nederland niet Engelse, maar Duitse woorden helemaal heiß, en zo werd bij ons niet hoofdtelefoon, maar koptelefoon het populairst.

Niet tot ieders vreugde. K.E. Oudendijk, kapitein der artillerie, schreef in 1918 in De Militaire Spectator, onder de titel ‘Onze Taal’: ‘Hoe is het mogelijk dat men het woord „Kopftelefon” maar klakkeloos door „koptelefoon” kan vertalen . . Och ja, als een paard een hoofdstel aankrijgt, dan mag een soldaat wel een koptelefoon aan zijn …… kop vastgespen!’

Dat 99 jaar later het woord ‘hoofdtelefoon’ door een Nederlandse sportschool schalt, zou hem ongetwijfeld deugd doen.

****

De artikelen Zweterige gedachten (1), (2) en (3) staan in mijn boek Vakantie in eigen taal. Alle vier vinden ze hun oorsprong in de sportschool.

Dit bericht werd geplaatst in Nederlandse taal en getagged met , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s