Vraag aan KIJK: vanwaar ‘de’ en ‘het’ mens?

KIJK11.jpgVoor het novembernummer van KIJK schreef ik deze bijdrage aan de vraag & antwoord-rubriek:

De mens kan een man of een vrouw zijn, maar het mens is altijd een vrouw, en meestal geen aardige. Vanwaar dat verschil? vroeg Diane de Veld zich af.

Tweeduizend jaar geleden gebruikte men in het Germaans voor ‘mens, persoon’ het woord man en voor ‘menselijk’ het daarvan afgeleide menniska. Geleidelijk aan kreeg man zijn huidige betekenis van ‘kerel’. Tegen ‘mens, persoon’ zei men voortaan menniska – de rechtstreekse voorloper van ons moderne woord mens. Menniska kon een de-woord of een het-woord zijn, en in verschillende Germaanse talen zie je daar nu nog de sporen van. Het Deense menneske is een het-woord, maar het Zweedse människa juist een de-woord.

In het Nederlands kan het inderdaad allebei. Maar een algemene taalwet luidt: als er twee vormen van een woord bestaan, zal er op den duur eentje óf verdwijnen óf een andere betekenis krijgen. Dat eerste is dus in de Scandinavische talen gebeurd, dat laatste in het Nederlands: het mens is een laatdunkende term voor ‘vrouw’ geworden, waarschijnlijk onder invloed van het wijf. In het Duits heeft das Mensch diezelfde lading, maar er zijn ook Duitse dialecten waar het juist ‘geliefde’ of ‘echtgenote’ betekent. Oók een vrouw, maar dan wel een leuke!

Dit bericht werd geplaatst in Nederlandse taal, vragen aan KIJK en getagged met , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie