Alle Germaanse talen lijken op het Nederlands, en de Romaanse talen zijn vertrouwd omdat ze het Nederlands zo beïnvloed hebben. Maar hoe zit het eigenlijk met de derde grote groep van Europa, de Slavische talen? In mijn boek Zeven talen in zeven dagen laat ik zien hoe we Germaans en Romaans snel kunnen ‘temmen’ omdat er zo veel vertrouwds in zit. Geldt dat voor het Slavisch ook?
Het korte, ongenuanceerde antwoord is: nee. Met de kennis die we al hebben, komen we in dit geval veel minder ver. Weliswaar treffen we internationale woorden als aplikacija en analýza aan, maar het zijn er in het algemeen te weinig om zelfs maar de hoofdlijn in teksten te herkennen. Maar nutteloos is onze Germaans-Romaanse voorkennis nou ook weer niet.
Ik wil dat illustreren aan de hand van één woord: het Poolse werkwoord ważyć. De basisbetekenis daarvan is ‘wegen’; de uitspraak is ongeveer ‘vazjitsj’. Ik zal zes aanknopingspunten noemen, waarvan nummer 5 mijzelf het meest heeft verrast.
1. De w
Alle andere Slavische talen spellen de v-klank met de letter v (of zijn cyrillische tegenhanger, de в). Dat het Pools consequent de w gebruikt, is niet los te zien van de Duitse traditie, waarin de v-klank meestal als w wordt gespeld. Wordt het Pools daar voor ons toegankelijker van? Wel bij Duitse leenwoorden als wanna (badkuip), wihajster (dinges – ‘wie heißt er’) en winkiel (hoek), maar juist niet bij Romaanse leenwoorden, zoals wojaż (van voyage), Wenecja (Venetië) en wakcyna (vaccin).
2. De etymologie
Ważyć betékent niet alleen ‘wegen’, het is er ook nauw aan verwant. Ważyć is namelijk afgeleid van het zelfstandig naamwoord waga, dat ‘gewicht’ of ‘weegschaal’ betekent. Dat waga komt van het Duitse Waage, dat natuurlijk het zusje is van ons waag. En dat komt weer van het werkwoord wegen. (In mijn dialect is een weegschaal ’n waog, waarmee het Poolse woord dus nóg een beetje dichterbij komt.)
3. De fonologie
Maar waarom is het werkwoord dan niet ‘wagyć’, met een g? Dat is omdat in het Pools de /g/ in allerlei posities in een /zj/ kan veranderen, en de spelling laat dat zien. Die klankverandering lijkt raar, maar is bijvoorbeeld ook in het Frans talloze malen voorgekomen, onder invloed van de volgende klinker. In een woord als obliger is de oude Latijnse /g/-klank een /zj/ geworden onder invloed van de volgende /e/, maar in obligation is de /g/-klank behouden gebleven, omdat de /a/ dat effect niet heeft. Het is overigens niet zo dat het Frans het Pools op dit punt heeft beïnvloed, noch vice versa. Die overgang van /g/ naar /zj/ is in allerlei talen van de wereld opgetreden.
4. De uitgang
Ważyć is een werkwoord van – wat in het Pools soms wordt genoemd – de ‘tweede conjugatie’: in de meeste uitgangen staat de letter i of, zoals hier, y. Andere groepen werkwoorden worden gekenmerkt door de e dan wel de a, en er is ook nog een onregelmatige vierde groep. Dat doet allemaal erg denken aan de Romaanse talen en het Latijn. Zo kennen ook Spaanse werkwoorden drie groepen, gekenmerkt door de klinkers, a, e en i in hun uitgangen. Ik ben er altijd van uitgegaan dat deze overeenkomst behoort tot het gezamenlijke erfgoed van de Slavische en Romaanse talen – beide groepen behoren immers tot de Indo-Europese familie. Maar nu ik dat probeer na te kijken, kan ik er geen aanwijzingen voor vinden. Ik ben benieuwd hoe die frappante gelijkenis dan wél is ontstaan. Eén of andere algemene klankverandering, net als onder punt 3?
Wat in ieder geval wel Indo-Europese wortels heeft, zijn de persoonsuitgangen van het vervoegde werkwoord. Zo heeft het Pools voor de jij-vorm de uitgang -sz (/sj/), waar het Spaans de Latijnse -s heeft behouden. En in de wij-vorm is de uitgang -my, tegenover het Spaanse -mos.
5. Een tweede betekenis
Naast het kale ważyć voor ‘wegen’ bestaat ook het wederkerende ważyć się. Dat betekent ten eerste, heel saai, ‘zich wegen’: op de weegschaal stappen om je gewicht af te lezen. Maar het betekent ook, en nu wordt het leuk, ‘wagen’. Wegen lijkt al een beetje op ważyć en waga, maar wagen lijkt er nóg meer op. En de overeenkomst is ook geen toeval, want wagen en ważyć się zijn ontstaan uit dezelfde beeldspraak, namelijk ‘jezelf in de waagschaal stellen’ (in de ‘waga’ dus). Ik had me dat verband in het Nederlands nog nooit gerealiseerd, maar door het Pools kwam ik er nu achter.
6. Afleidingen en samenstellingen
Europese talen zijn er dol op om woorden van voor- en achtervoegsels te voorzien, en het Pools doet dat nog een slagje geestdriftiger dan het Nederlands. Ook samenstellingen komen in het Pools voor, al kan het op dat punt niet tippen aan het Nederlands. Enkele voorbeelden met ważyć en waga zijn noemenswaardig:
‣ ważny: –ny is een uitgang die bijvoeglijke naamwoorden vormt, ongeveer zoals ons -ig of –lijk. Het woord ważny betekent ‘gewichtig, belangrijk’.
‣ przeważająco: prze- is onder meer ‘over’, –ając- is de uitgang van onvoltooide deelwoorden, –o duidt bijwoorden aan – ‘overwegend’ dus.
‣ równowaga: równy betekent ‘gelijk’, dus równowaga is ‘evenwicht’, ongetwijfeld geïnspireerd op het Duitse Gleichgewicht of het Latijnse aequilibrium. Er is weer een werkwoord równoważyć van afgeleid: ‘in evenwicht brengen, opwegen’.
‣ rozważyć: letterlijk betekent dat ‘uiteenwegen’; in het Nederlands zeggen we ‘afwegen, overwegen’.
Kortom, naarmate ik het Pools beter doorzie, wordt me steeds duidelijker hoe hecht het is opgenomen in het Europese talenweefsel. En dat maakt het weer makkelijker om woorden te ontsleutelen die ik nog niet ken. Maar een Slavische taal als het Pools in korte tijd temmen, dat zit er voor ons dus echt niet in. Totdat je er één onder de knie hebt – want dan zijn de volgende zeven ineens heel goed tembaar!
*****
Dit is aflevering 39 van een serie over mijn boek ‘Zeven talen in zeven dagen’. Koop het bij je favoriete boekhandel of bestel het hier.


Toen ik klein was, deden we net alsof het achtervoegsel -ski het toppunt van Russisch was. Nu ik groot ben, blijkt dat -ski niets bijzonders: als je de naamvalsuitgang eraf haalt, blijft -sk over, en dat heb je bijvoorbeeld in het Frysk ook. En in het Nederlands, en in het Duits, zij het anders gespeld.
Nog zoeen: -ta, dat van een adjectief een substantief maakt. Je hebt het in het Sanskriet, in het Latijn en de Romaanse talen (-tas en afstammelingen), in het Russisch en in het Nederlands (-te, -teit, en vast nog wel meer).
Kortom, voorbeelden te over van blijde herkenning. Maar voor mij is dat telkens net niet voldoende om van te profiteren bij het herkennen van betekenis. Зелёный (zeljonyj) betekent groen, en als je dat weet kun je het verband vrij eenvoudig leggen. Maar van tevoren, ho maar. In het Fries heet zoiets “frjemd en dochs eigen”.
LikeGeliked door 1 persoon
Ja, een leuk verband is dat hè, tussen dat ooit zo ‘communistische’ -ski en het Fries/Scandinavische -sk, het Duitse -sch en ons -s(ch). Het verband tussen -te en -tas is nieuw voor me, en nu ik ernaar zoek stuit ik op tegenstrijdige signalen. Hoe zit dat precies, volgens jou? En waar ligt de verbinding met Slavisch precies? Ik zou het graag weten!
Wat de Slavische woorden voor ‘groen’ betreft, ik stuit op verbanden met een PIE wortel die ‘geel’ en ‘groen’ betekende, en waar de Slavische woorden voor die twee kleuren inderdaad van afgeleid zijn, maar ons ‘groen’ niet, want dat houdt verband met ‘groeien’.
LikeLike
Wat -та betreft verbeeld ik me, redelijk stevig in mijn schoenen te staan. Er is een heel stel Russiche woorden zoals красота “schoonheid” en простота “eenvoud”. Het zijn er te veel om toevallig te zijn. Ik heb op het internet (https://en.wiktionary.org/wiki/-tas) gevonden dat het achtervoegsel -tas in Romaanse talen teruggaat op maar liefst twee verschillende oorsprongen in PIE. Je hebt het, zoals gezegd, ook in het Sanskriet. Dat maakt een verband in mijn ogen op zijn minst plausibel.
Wat het Nederlandse -te betreft, blijft het eigenlijk bij een vermoeden: het lijkt op elkaar, het doet hetzelfde (vormt vrouwelijke zelfstandige naamwoorden van een bijvoeglijk naamwoord), dus is het (misschien) verwant.
Het verband tussen “зелёный” en “groen” heb ik eerlijk gezegd nergens gevonden. Weer: het lijkt op elkaar, het betekent hetzelfde, dus is het misschien verwant. Maar een blik op https://lexicography.online/etymology/%D0%B7/%D0%B7%D0%B5%D0%BB%D1%91%D0%BD%D1%8B%D0%B9 doet me vermoeden dat het niks met elkaar te maken heeft. Hooguit duikt de betekenis “onrijp”, gezegd van een druif, ergens in de Slavische etymologie op, en dat heeft weer met groeien te maken.
ChatGPT herleidt beide woorden tot PIE “*ghrewh₁-“, maar ja, dat is ChatGPT en die zegt wel eens vaker wat.
LikeLike
Mijn ervaring met ChatGPT is dat die op taalkundig gebied volkomen, maar dan ook volkomen uit zijn nek kletst, met zijn gebruikelijke aplomb. Hij is erger dan nutteloos.
LikeLike
Interessant! Ik had mij nooit gerealiseerd dat de overgang van “g” naar “ž” ook in de Romaanse talen voorkwam. In Slavische talen is die overgang inderdaad zeer gebruikelijk. Zo is in het Kroatisch de 1e persoon enkelvoud van “lagati” (liegen) “lažem” (ik lieg); of “bog” (god) en “bože” (wanneer je god aanroept, vokativ).
Qua spelling heb je trouwens wel de taaiste Slavische taal gekozen…
LikeLike
De Poolse spelling valt wel mee hoor, al moet ik toegeven dat ik haceks (č, š, ž) prefereer boven al die z’s (cz, sz, rz). Met uitzondering van ż en rz, die dezelfde klank verbeelden, is de spelling heel consistent. Ook in het Pools is trouwens boże de vocatief van god, met als nominatief bóg.
LikeLike
Als student Noors heb ik in 1984 bij Arthur Langeveld aan de Utrechtse universiteit een jaarlang een bijvak Russisch gedaan: drie maanden grammaticacollege, dan thuis zelfstandig 300 pagina’s Russisch lezen (ik beperkte mij tot toneelstukken van Tsjechov), tot slot terugkomen voor examen. Ik was toen wat blij met elke Indo-Europese verwantschap, zoals bij mijn herkenning van ons ‘appel’ in jabloko en van ons ‘melk’ in maloka, maar ook bij koppeling van Noors ‘lege’ (arts) met Russisch lekare (arts). Ik haalde mijn ezelsbruggetjes overal vandaan: paroekmachare = kapper (pruikenmaker) enzovoort.
LikeGeliked door 1 persoon