Ton den Boon, hoofdredacteur van de Dikke van Dale, heeft zijn taalcolumns uit Trouw gebundeld onder de titel Dat gaat ’m niet worden. Ik stuitte daarin op een opmerkelijk zinnetje.
Maar eerst iets anders. Als het over vermeende taalverloedering gaat wordt, naast de klassieker ‘hun hebben’, vaak de constructie ‘een meisje die’ genoemd. Daarin wordt een het-woord gevolgd door een betrekkelijk voornaamwoord dat daar volgens de standaardgrammatica niet bij past.
Nu is meisje natuurlijk wel een raar het-woord, want voor personen gebruiken we bijna alleen maar de-woorden: de vriend(in), de zanger(es). Maar er zijn een paar uitzonderingen, zoals wijf, afdelingshoofd en fotomodel, en bovendien alle verkleinwoorden, zoals vriendje, zangeresje en ook meisje. Die het-woorden behoren het betrekkelijk voornaamwoord dat te krijgen; die is foei. Dat was zo, dat is zo en dat zal beslist niet zo blijven, maar nu nog even wel.
Voordat ik terugga naar de bundel van Den Boon, nog iets anders: het betrekkelijk voornaamwoord wier heeft het moeilijk. Ooit stond dat achter vrouwelijke en meervoudige woorden (‘de vrouw, wier auto…’; ‘de vrouwen, wier betoog…’). Inmiddels wordt het steeds meer verdrongen door wiens, dat oorspronkelijk alleen bij mannelijke en onzijdige woorden hoorde. Als correct gold en geldt ‘de man, wiens stropdas…, ‘het hof, wiens besluit…’ en natuurlijk ook, gezien het bovenstaande, ‘het meisje, wiens kapsel…’. Incorrect was voorheen: ‘de zangeres(sen), wiens begeleidingsband…’, Maar inmiddels staat ook daar meestal wiens, en daar lijken nog maar weinig mensen over te vallen. (Ik ook niet, al vind ik de keuze lastig wanneer ik schrijf.)
Nu dan eindelijk terug naar Den Boon. Want wat lees ik daar op bladzijde 25? ‘… een ouder fotomodel, wier grijze kapsel…’.
Dat is feest, zeg! Hij koppelt hier dus wier, het ietwat ouderwetse, maar zeker in schrijftaal nog wel gebezigde vrouwelijke betrekkelijk voornaamwoord, aan een onzijdig zelfstandig naamwoord. We hebben hier derhalve te maken met net zo’n geval als ‘een meisje, die’, maar dan wel met een uitgesproken deftig voornaamwoord. Dientengevolge is het niet zozeer een geval als ‘meisje, die’, maar eerder ‘meisje, dewelke’. Nog mooier!
Kortom, straattaal ontmoet stadhuistaal, in een uitgave van Van Dale. Hoe magnifiek is dat?
***
Naschrift: Nee, het zit toch anders. Rutger Kiezebrink, taaladviseur bij Onze Taal, verwijst me naar de Algemene Nederlandse Spraakkunst, waar tot mijn verrassing dit staat: ‘Wiens wordt vooral in geschreven taal gebruikt en dan alleen wanneer het antecedent een mannelijke persoon (mijn cursivering, gd) noemt of ernaar verwijst.’
Weliswaar denk ik dat daar wel een heel klein beetje op valt af te dingen (‘het hof, wiens beslissingen…’ lijkt me prima, of zeg ik dat onder invloed van het Engelse whose?), maar uit de ANS-formulering is af te leiden dat bij een vrouwelijke persoon het voornaamwoord wier meer voor de hand ligt. Er staat niet expliciet bij dat dat ook bij grammaticaal onzijdige woorden als meisje en model geldt, maar een ‘persoon’ is geen ‘woord’, dus de schrijver lijkt dat wel zo te bedoelen.
Kortom: Den Boons formulering is dan misschien een tikje ouderwetsig, maar niet in strijd met de klassieke grammatica.
Het is dan toch wel grappig dat bij het “verbogen” betrekkelijk voornaamwoord (zoals wiens en wier) in de traditie wél de biologie een rol speelt en bij de andere alleen de grammatica in engere zin. De overstap van “het meisje dat” naar “het meisje die” is blijkbaar al eerder gezet. Je krijgt dan de indruk dat grammatica het op den duur verliest van het menselijk lichaam. Of misschien moet ik zeggen dat die grammatica wat ondergeschikt wordt gemaakt aan de seksuele realiteit.
LikeGeliked door 2 people
Precies!
LikeLike
Was het bij onzijdige woorden niet welks in plaats van wiens?
LikeLike
Niet als het personen zijn, zou ik denken. Maar ik blijk op dit punt zwakke intuïties te hebben, mede onder invloed van Engels en Duits.
LikeLike
Bij: het meisje. Ook: het mens.
LikeLike
“Het” wankelt niet alleen.
LikeLike