Mijn vlogs zijn meestal in het Nederlands, maar vorige keer zat er wat Engels in en deze keer is er een goede reden om Limburgs te spreken: de video gáát erover. Althans, over een grammaticaal bijzonderheidje van het Limburgs dat in het Nederlands niet bestaat. (Onder de video nog een aanvullende gedachte.)
Het Nederlands heeft zo’n vorm als ‘hej’ niet (meer), maar het kent wel een verschijnsel dat erop lijkt. Sommige sprekers zeggen dingen als ‘Had ik dat geweten, dan had ik niet gekomen.’ Aan dat eerste ‘had’ is niets aparts te zien, maar het tweede ‘had’ is opmerkelijk: in de standaardtaal zou je daar ‘was’ verwachten. ‘Had’ is daar een irrealis, net zoals als Limburgse ‘hej’. Marc van Oostendorp heeft er lang geleden dit over geschreven.
Naar mijn – zeer impressionistische – idee is dat een West-Nederlandse, een Hollandse manier van zeggen. Maar nog geen uur geleden liet een zekere Elise me op Twitter een passage uit een Sittards woordenboek zien, en daar stond doodleuk: ‘Hèi dae mer in Pöt gebleeve.’ Letterlijk: had die maar in Puth gebleven. Had! Weliswaar in diezelfde hej- (of hèi- of heij- of spel maar raak) vorm die ik in de video noem, maar gebruikt op een plek waar ik ‘waor’ (was) zou verwachten. Dan is dat dus misschien toch niet zo Hollands als ik dacht.