De regering van Wales heeft een lettertype laten ontwikkelen, lees ik net, om de identiteit van dit land binnen het Verenigd Koninkrijk te versterken. Het zal niet alleen gebruikt gaan worden voor Welstalige, maar ook voor Engelstalige teksten in Wales, zoals blijkt uit dit voorbeeld (lees door onder het plaatje):
In Ierland en Baskenland, waar overheden eveneens hun best doen om een taal te behouden die slechts door een minderheid van de nationale bevolking wordt gesproken, bestonden zulke identiteitslettertypes al, al worden ze daar volgens mij alleen voor de minderheidstaal in kwestie gebruikt en niet voor de machtige concurrent.
Het bericht herinnerde me eraan dat ik in november 2017 een artikel in Onze Taal heb gepubliceerd over ‘schrift en identiteit’. Ik grijp deze aanleiding aan om dat nu maar eens online te zetten. (Onze Taal-abonnees kunnen het hele themanummer over ‘taal en schrift’ hier teruglezen, inclusief de illustraties, die ik hier niet overneem. ) Trouwens, ook in Babel komt het onderwerp aan bod, daar vooral met betrekking tot India, en ook hier bespreek ik een voorbeeld uit de recente geschiedenis dat in het onderstaande niet aan de orde komt.
Waarom we vastzitten aan het abc
Schrift als uiting van identiteit
Russen hanteren hun cyrillische alfabet, en wij het Latijnse. Waarom? En waarom gebruikt het Perzisch niet het Latijnse schrift, maar het Arabische? Is het koppigheid? Politiek? Of iets anders?
Wat maakt ons tot wie we zijn? Daar kun je een heel lijstje van opstellen, dat van persoon tot persoon zal verschillen. Geslacht en seksuele voorkeur spelen daarbij een grote rol, en ook onze levensovertuiging hoort erbij. Datzelfde geldt voor streek en land van herkomst, opleiding en misschien sociale klasse. En natuurlijk, u voelt hem al aankomen: onze taal. Ook die vormt een deel van onze identiteit. Komt iemand aan onze taal, dan komt hij aan onszelf.
Niet voor niets spelen talen vaak een belangrijke rol in grote conflicten: als oorzaak of als scheidslijn tussen de partijen. In de vijandigheid tussen Rusland en Oekraïne is het terugdringen van het Russisch een van de doelen van de Oekraïense nationalisten – ook al lijken Russisch en Oekraïens sterk op elkaar. In Spanje zouden Catalonië en Baskenland geen afscheidingsbeweging kennen als de regio’s geen eigen taal hadden. En in onze naaste omgeving is de Belgische taalstrijd een duidelijk voorbeeld.
Als er in een groot conflict geen taalverschil ís, kan het worden geschapen. Sinds de Joegoslavische oorlog hebben Serviërs en Kroaten hun ene, Servo-Kroatische taal opgesplitst in Servisch en Kroatisch – al zijn de verschillen niet groot en voor een deel kunstmatig. In Zuid-Azië zijn Hindi en Urdu bewust gecreëerde varianten van het Hindoestaans, het ene voor hindoes, het andere voor moslims.
Spellinghervormingen
Taal is dus een deel van onze identiteit. En dat geldt niet alleen voor hoe we spreken, maar ook voor hoe we schrijven. Dat begint al bij de spelling. In de jaren zestig en zeventig was het in onze contreien progressief om ex-gymnast en aquaduct te spellen als eks-gimnast en akwadukt. Daarmee pleitte je impliciet voor vereenvoudiging. Uiteindelijk, in 1995, werd de spelling inderdaad hervormd, niet op basis van de moderne uitspraak, zoals in de meeste Europese talen gebruikelijk is, maar van spellingen uit de Klassieke Oudheid. Kennelijk was dat hetgene waar de beleidsmakers zich mee wensten te identificeren.
Spellinghervormingen roepen vaak verzet op. Daarmee laten de dissidenten zien dat ze aan de traditie hechten of dat ze niet aan de leiband van het gezag lopen. Recente spellinghervormingen in het Nederlands, Frans, Duits en Portugees brachten allemaal protest en schrijverlijke ongehoorzaamheid teweeg.
Ook typografie is bruikbaar om de (gezamenlijke) identiteit te benadrukken. In Ierland verwijst de zogeheten Gaelische letter nadrukkelijk naar het Keltische karakter van het land. In Spanje is het gebruik van ‘la letra vasca’ een steunbetuiging aan de zaak van het Baskisch nationalisme. “Visuele retoriek”, noemde een Spaanse typograaf dat treffend.
Πίτσα
Spelling en typografie zijn betrekkelijk subtiele uitingsvormen van identiteit. Het kan ook radicaler. Net zoals een gesproken taal de sprekersgemeenschap samenbindt én anderstaligen buitensluit, zo doet schrijftaal dat eveneens, en wel met behulp van een afwijkend schrift. Wie Griekenland of Rusland heeft bezocht, weet hoe effectief dat is: zelfs een internationaal woord als pizza wordt in het Griekse of cyrillische alfabet als het ware onzichtbaar: πίτσα, пицца.
Natuurlijk hanteren de Grieken, de Russen en andere volkeren hun eigen schrift niet óm de buitenwereld buiten te sluiten. Een belangrijkere reden voor een niet-Latijns schrift is vaak dat het gewoon erg geschikt is voor de taal in kwestie – de klanken en de letters sluiten goed bij elkaar aan. Dat spreekt niet vanzelf: als we het Russisch in ons alfabet proberen te schrijven, moeten we ons behelpen met allerlei lettercombinaties, zoals sj, zi, ch en joe. Het cyrillisch heeft voor die klanken gewoon letters: ш, ж, х en ю. Voor onze h-klank daarentegen hebben de Russen dan weer geen letter, want die komt bij hen niet voor.
Maar niet alle schrijfsystemen zijn zo doelmatig. Het Japanse omvat meer dan 2000 Chinese karakters, twee setjes van elk zo’n 50 inheemse tekens én onze 26 letters. Het wordt dan ook als het ingewikkeldste schrijfsysteem ter wereld beschouwd. Toch zou het Japans prima geschreven kunnen worden met één setje van 50 Japanse tekens of zelfs met onze 26 letters.
Het Arabische schrift is voor veel andere talen dan het Arabisch weinig geschikt: het mist allerlei klinkers en sommige letters kunnen uiteenlopende klanken vertegenwoordigen. Toen het Turks nog in Arabische letters werd geschreven, kon men geen onderscheid maken tussen de klanken o, ö, u, ü en v. De woorden ölü voor ‘dood’ en evli voor ‘getrouwd’ werden hetzelfde gespeld! Het Perzisch en Urdu, die het Arabische schrift zijn blijven gebruiken, lopen ook nu nog tegen soortgelijke complicaties aan.
Waarom besluiten de taalbazen van het Japans, het Perzisch en het Urdu dan niet om op een geschikter, gemakkelijker schrift over te stappen? Eigenlijk om dezelfde reden als waarom veel Nederlandstaligen zich verzetten tegen spellinghervormingen: uit gehechtheid aan het vertrouwde. De traditie is een deel van henzelf geworden. Van hun identiteit dus – daar is het begrip weer.
Koran
Natuurlijk speelt de gehechtheid aan de traditie niet overal even sterk. De band met het aloude schrift is het sterkst als het tevens de drager van een religieuze identiteit is. In de islam geldt de Koran alleen in het Arabische origineel als het woord van God zelf. Dat verleent aan de taal én aan het bijbehorende schrift een hoge status, die goeddeels verklaart waarom het Urdu en Perzisch eraan vasthouden. Een wet van Meden en Perzen is dat overigens niet (of nou ja, van Perzen dus eigenlijk wel), want diverse talen met overwegend islamitische sprekers worden desondanks ‘op zijn Latijns’ geschreven: niet alleen Turks, maar ook onder meer Indonesisch, Oezbeeks, Albanees en Somalisch.
Het Hebreeuwse schrift is dan weer een deel van de Joodse identiteit. De oude religieuze teksten zijn daarin geschreven, en de Joden gebruikten dat schrift eeuwenlang ook voor andere talen die ze in het dagelijks leven spraken, zoals Jiddisch, Joods-Spaans en Joods-Arabisch. Toen Joodse activisten in de negentiende eeuw het Hebreeuws weer nieuw leven inbliezen, lag het voor de hand om het oude schrift te handhaven.
Christendom
Ook in Europa bestaat er een nauw verband tussen geloof en letters. Het West-Europese christendom richtte zich van oudsher op Rome (en sinds de Reformatie ook ertegen), terwijl in het oosten Constantinopel de religieuze hoofdstad was. Maar verdrong in het westen het Latijnse schrift alle concurrenten, in de oosters-orthodoxe kerken bleef er ruimte voor meerdere alfabetten: niet alleen het aloude Griekse, maar ook het cyrillische, Armeense en Georgische. Zelfs in onze tijd valt in Europa de oostgrens van het Latijnse alfabet behoorlijk nauwkeurig samen met de westgrens van de oosters-orthodoxe kerken. Alleen de orthodoxe Roemenen zijn ‘overgestoken’, nadat ze hadden ontdekt dat hun taal afstamt van het Latijn. Het Servo-Kroatisch lag voorheen aan weerszijden van die grens, maar voor nationalistische Serviërs (orthodox) en Kroaten (katholiek) is het tegenwoordig een principekwestie dat hun taal het cyrillische respectievelijk Latijnse alfabet hanteert.
Ik wil overigens niet de indruk wekken dat de oosters-orthodoxen koppig en onredelijk aan hun schrift hebben vastgehouden. Het cyrillisch is beslist niet inferieur aan het Latijnse schrift; voor de Slavische talen met hun sj-, zj- en ch-klanken is het veeleer béter geschikt. En laten we niet vergeten dat het Latijnse alfabet tot minstens de zestiende eeuw net zo goed een regionaal verschijnsel was, dat zich beperkte tot het westerse christendom. Nu is het het grootste ter wereld, maar toen op geen stukken na.
De twee in India ontstane wereldgodsdiensten, het hindoeïsme en het boeddhisme, hebben verrassend genoeg een heel ander effect gehad op het schrijven. Hun heilige teksten werden eeuwenlang uitsluitend mondeling overgeleverd, en wel in het Sanskriet. Tegen de tijd dat ze eindelijk op schrift werden gesteld, rond 300 n.Chr., was dat inmiddels een dode taal. Het hedendaagse India telt een stuk of tien inheemse schriften, en die worden allemaal óók gebruikt voor het Sanskriet. Natuurlijk kunnen Indiërs net zo goed gehecht zijn aan het schrift van hun favoriete taal (Hindi, Tamil, Bengaals, enzovoort), maar goddelijk zijn ze geen van alle.
Karakterschrift
Godsdienst is dus in het algemeen – hoewel niet in India – een krachtig middel gebleken om een schrift stevig in de collectieve identiteit te verankeren. Maar ook niet-religieuze culturele tradities komen een heel eind. Zo hechten sprekers van het Chinees sterk aan het karakterschrift van die taal, met zijn ononderbroken traditie die teruggaat tot zeker 1500 v.Chr. Vele eeuwen lang was China het onbetwiste culturele centrum van Oost-Azië, en het karakteristieke schrift was daar een belangrijke uitingsvorm van. Dat gold óók voor de geletterde elite in de omringende landen, vooral Japan, Korea en Vietnam. In Japan is dat zo gebleven (zij het met belangrijke, ingewikkelde aanpassingen) en na ruim anderhalfduizend jaar beschouwen Japanners de Chinese karakters als onvervreemdbaar deel van hun eigen culturele identiteit. De Koreanen gebruiken tegenwoordig een eigen alfabet, ‘hangul’ genaamd, dat in diverse opzichten uniek is. Zij ervaren juist dat als authentiek Koreaans – ook al heeft het hangul pas in de twintigste eeuw het Chinese schrift echt overvleugeld. In Vietnam hebben de karakters het eveneens lang volgehouden. Tegenwoordig gebruiken de Vietnamezen hetzelfde alfabet als wij, maar wel uiterst karakteristiek bespikkeld met accenttekentjes; de woorden taal en schrift zien er bijvoorbeeld zo uit: ngôn ngữ và văn bản.
Misverstand
Schrift en spelling ontstáán gewoonlijk op een praktische manier, maar door godsdienstige en andere culturele tradities verwerven ze een aura van onaantastbaarheid die hun praktische functie kan schaden. Dat het Japanse schrift nog steeds bestaat, dat het Perzisch nog steeds in Arabische letters wordt geschreven, dat wij ex met een Romeinse x en gymnast met een Griekse y schrijven: het zijn allemaal identiteitssymbolen. Ze worden streng bewaakt door een literaire en intellectuele bovenlaag, die lijkt te denken dat onze letteren verloederen wanneer we onze letters wat logischer gebruiken. Schoolkinderen en laaggeletterden betalen de prijs voor dat misverstand.
Hervormingspogingen slagen eigenlijk alleen in woelige tijden. De Turkse omschakeling van Arabische op Latijnse letters vond plaats in de beginjaren van de Turkse Republiek, toen het Osmaanse Rijk net was ingestort en sterke man Atatürk een hele reeks heilige huisjes omverhaalde. Korea kieperde het Chinese schrift overboord in een periode van opstanden, gewapende conflicten en bestuurlijke hervormingen. In Vietnam, Indonesië en Maleisië vond het Latijnse schrift ingang onder koloniale overheersing. De Russische spelling werd flink vereenvoudigd vlak na de revolutie van 1917. Op momenten dat de hele samenleving toch al op de schop gaat, wordt de oude identiteit bijzaak.
Ik durf daarom wel dit te voorspellen: onvoorziene calamiteiten daargelaten zitten wij voorlopig opgescheept met die x van ex en die y van gymnast. Iedereen snapt dat ze nergens toe dienen, maar we voelen dat we niet zonder kunnen. De x en de y zitten in onze genen én in onze identiteit.