In hoofdstuk 5 van BABEL noem ik vele tientallen woorden die het Nederlands aan het Arabisch heeft ontleend, meestal via de omweg van andere talen: van luit tot hasj, van safari tot tas (‘kopje’) en van rokade tot giraf. Ook noem ik allerlei namen van Arabische oorsprong die een duidelijke betekenis hebben, zoals Nasrdin (Dchar!), Ramblas en Algerije.
Vandaag attendeert arabist en journalist Rena Netjes me er via Twitter op dat het Arabisch ook Nederlandse leenwoorden bevat, en ze noemt yaḵt oftewel ‘jacht’ – het schip, niet het jagen. De Uitleenwoordenbank bevestigt dat en noemt er zelfs ruim 25.
Nu is een van de bijzonderheden van het Arabisch en andere Semitische talen, zoals het Hebreeuws, dat ze nogal tomeloze methodes van meervoudsvorming erop nahouden. Ze beperken zich vaak niet tot uitgangen (zoals de meeste Europese talen) of voorvoegsels (zoals de Bantoetalen ), maar plaatsen heel andere klinkers tussen de medeklinkers van het enkelvoud. In het geval van yaḵt wordt het meervoud yuḵūt – ‘jacht’ wordt ‘joechoet’, zeg maar, waarbij de eerste oe kort is, de tweede lang.
Yuḵūt komt dus uit het Nederlands – wie zou dat vermoeden? Anderzijds, een Arabischtalige zou ons woord luit net zomin herkennen als een leenwoord uit haar taal: het Arabische woord is ʿūd, waarin die kleine ʿ iets h-achtigs voorstelt. Het hele woord klinkt dus eerder als ‘hoed’ (met een langgerekte oe) dan als ‘luit’. Die l komt van het Arabische lidwoord al, dat we ook terugzien in algebra en algoritme.
Voor meer verrassingen (zoals het nauwe verband tussen minaret en menora) : zie hoofdstuk 5.
***
Meer weten over BABEL? Bekijk de video’s:
1. Introductie tot Babel.
2. Het Frans.
3. Indiase talen.
4. De wereldtalen van een provinciestad.