Opnieuw twee stukjes over het Limburgs, ditmaal kort en van etymologische aard.
1. Van mijn vader ken ik het woord radou voor ‘lawaai’. Het staat ook in mijn stokoude Valkenburgse woordenboekje van Theodoor Dorren, daar gespeld als raddou. Ik spreek vrijwel nooit meer mensen uit Valkenburg en omstreken, dus ik weet niet of het nog wel eens gebruikt wordt door anderen dan ikzelf. In ieder geval voelt het als een oud, uitstervend woord, typisch zo’n archaïsch, voorouderlijk dialectwoord.
Het grappige is dat dat niet klopt. Het woord komt uit het Duits – Radau – en volgens mijn Duitse etymologische woordenboek is het een klanknabootsing (‘onomatopee’, zoals taalkundigen graag zeggen) die pas begin negentiende eeuw is opgetekend (‘geattesteerd’, zoals taalkundigen graag zeggen), en wel in Berlijn. Als het woord inderdaad daar ontstaan is, moet het dus stormenderhand het Duitse taalgebied veroverd hebben. Het woordenboekje van mijn lokaal beroemde naamgenoot dateert uit 1917 (mijn exemplaar uit 1928), dus kennelijk is het woord in een eeuw én helemaal van Berlijn naar de Nederlandse grens gesprint én, daar zelfs overheen springend, het Limburgs binnengedrongen. Radau moet echt hip zijn geweest in die dagen. En als mijn vermoeden klopt dat het woord in het Limburgs nu al weer veroudert, is het dus een eendagsvlieg geweest. Trouwens, ook in het Duits doet het inmiddels ouderwets aan, verzekert me een Duitse, wat heet, een Berlijnse bron. Zo gewonnen, zo geronnen – dat is het verhaal van radau/raddou/radou. Maar ik hoop dat ik me vergis, en dat het woord het uitstekend maakt, in ieder geval daar in het Geuldal.
2. Veel van de verschillen tussen het Limburgs en het Nederlands zitten ’m in de klinkers. Veel Limburgse dialecten (niet allemaal – het Maastrichts is in ieder geval een uitzondering) hebben met name meer tweeklanken, zoals twië voor ‘twee’, gróat voor ‘groot’, bleik voor ‘bleek’, huëre voor ‘horen’ en laupe voor ‘lopen’.
Nu ga ik er altijd van uit dat het Limburgs zich verder van het oude Germaans heeft weg-ontwikkeld dan het Standaardnederlands. Daar is geen reden voor; het is een volslagen ongegronde veronderstelling. En laatst ontdekte ik dat het voor in ieder geval één groep woorden ook beslist niet klopt, namelijk voor laupe en andere woorden die een /au/ hebben waar het Nederlands /oo/ heeft, zoals kaupe, zaum en baum. Die /au/ is namelijk de authentieke Germaanse klank, die ook bewaard is gebleven in het Duits. Bij laupe en kaupe is het Limburgs zelfs nog conservatiever dan het Standaardduits, dat immers de /p/ in een /f/ heeft veranderd. De Germaanse woorden waren hlaupan en kaupon.
Is dat iets om trots op te zijn? Natuurlijk niet. Maar mócht iemand de slecht geïnformeerde opmerking maken dat het Limburgs (of een andere streektaal) verbasterd Nederlands is, dan is dit een voorbeeld te meer om dat te weerleggen.
****
(Ik heb dit blogje geantedateerd om het meteen boven ‘Sjiek plat’ te plaatsen. In feite is dit op 9 januari 2013 toegevoegd.)
Van Jo Philippi, nauw betrokken bij de in november verschenen Vallekebergsen Dieksjenaer, begrijp ik dat het woord radau in dat nieuwe woordenboek is opgenomen, ditmaal gespeld als redauw.
LikeLike