Feit: hoe jonger je begint, des te beter leer je een taal. Voor dove baby’s is gebarentaal dan ook een must, betoogde prof. dr. Beppie van den Bogaerde afgelopen donderdag in de Taalshow. Maar doof wordende volwassenen hebben waarschijnlijk meer aan technische hulpmiddelen – zoals de SpraakZien-bril.
Behalve boeiend bleek het thema ‘Doofheid en taal’ ook leerzaam voor de organisatoren te zijn. Want hoe vind je een gebarentolk? En wat heeft die nodig om zijn of haar werk goed te kunnen doen? Moet je als presentator eigenlijk rekening houden met zo’n tolk? En als je dan denkt dat alles geregeld is, merkt vlak voor het begin van de show een van de dove bezoekers (Roos Wattel, om precies te zijn) op dat het toch wel vreemd is dat geen van de podiumgasten doof zijn. ‘Praten over in plaats van praten met’, heet dat. Een beetje als een discussie tussen louter seculiere mannen over moslimvrouwen. Oeps.
Enfin. De tolk was er, ze heette Ilse van der Plas en ze heeft de avond met verve en succes toegankelijk gemaakt voor de dove bezoekers, ongeveer een kwart van het publiek. Dankzij haar kon ik bovendien, als presentator, dove bezoekers alsnog naar hun mening vragen.
Briesend
Al is gebarentaal nu nog de eerste taal van veel doven, in de hele westerse wereld raakt ze geleidelijkaan in het gedrang. De meeste dove baby’s krijgen wel een gehoorimplantaat, maar niet de kans om te leren gebaren. Terwijl dat laatste wel van groot belang is voor hun talige, verstandelijke, sociale, kortom menselijke ontwikkeling, aldus Beppie van den Bogaerde, hoogleraar gebarentaal en lector Dovenstudies. Artsen en andere behandelaars onderschatten (het belang van) gebarentaal nog steeds. In Onze Taal van mei doet de hoogleraar haar argumenten nogmaals uit de doeken. (Lees het artikel.)
Dat onderschatten en niet serieus nemen van gebarentaal is trouwens nog steeds wijdverbreid. Wetenschapsjournalist Liesbeth Koenen, die uitvoerig over het onderwerp heeft gepubliceerd, las een “briesende” column voor over de hufterige neiging van De wereld draait door om ‘grappige’ filmpjes met gebarentolken te vertonen. Ze heeft de column inmiddels ook op haar website geplaatst.
Opwinding
Na de pauze stond de SpraakZien-bril in het middelpunt van de belangstelling: een Nederlandse vinding die gesproken taal omzet in geschreven tekst, en die tekst dan projecteert aan de binnenkant van het brilleglas. Niels Schiller, hoogleraar neurolinguïstiek, gaf een inleiding op de werking van het apparaat, waarna medeontwikkelaar Barend Nieuwendijk het demonstreerde. Hier bleek wel de kracht van er-zelf-bij-zijn: de opwinding in de zaal was voelbaar; Nieuwendijk kreeg een spervuur van vragen te beantwoorden; sceptici gaven zich gewonnen; en Roos Wattel liet in gebarentaal weten dat het haar een handig hulpmiddel leek, dat doven in sommige situaties onafhankelijker kon maken van een tolk.
Onzichtbaar
Ging de hele avond over doofheid? Niet helemaal. Ronny Boogaart vertelde onderhoudend (zoals ook al op Radio 1) over zijn recente boek Een sprinter is een stoptrein zonder wc (op dit blog eerder besproken). Joubert Pignon, hoogzwanger van zijn tweede verhalenbundel, Huil maar, ik wens je uitstel toe, las enkele droogkomische verhalen voor. En pianist Pieter Klop speelde erg prettige vooroorlogse muziek.
In mijn slotwoord wilde ik iedereen bedanken die dank verdiende – en sloeg de gebarentolk over. Oeps! Geen probleem, vond ze, dat was juist een goed teken: “Een tolk hoort onzichtbaar te zijn.” Kan wel wezen, maar ik schaam me nóg. Leerzaam hoor, zo’n programma over taal en doofheid, heel leerzaam.
***