Het oude Slavisch had geen woord voor ‘wereld’. Of had er twéé woorden voor – net hoe je het bekijkt. Maar dan wel twee die allebei in de eerste plaats iets anders voor de kost deden. Zowel miru als svetu deden ‘wereld’ er zo’n beetje in hun vrije tijd bij.
Tegenwoordig zeggen Russen mir tegen de wereld (inderdaad, net als die raket van ze). Maar zoals mijn oude geschiedenisleraar niet moe werd te benadrukken, betekent dat woord allereerst ‘vrede’. Als de Sovjet-Unie zéí naar vrede te streven, bedoelde ze stiekem wereldheerschappij. Daar was hij althans van overtuigd. Kennelijk vond hij het aannemelijk dat een meer dan tien eeuwen oud, in de kerkelijke taal ontstaan vocabulaire daarvoor voldoende bewijs levert.
De andere Slavische volkeren, zoals de Serviërs en de Oekraïners, zeggen nu svet tegen de wereld, wat in de eerste plaats ‘licht’ betekent. Van ‘licht’ naar ‘alwie het licht ziet’ naar ‘wereld’: dat zou volgens mijn etymologische bron – zestig jaar oud, dus mogelijkerwijs achterhaald – de betekenisontwikkeling zijn geweest. Als het niet waar is, is het aardig gevonden.
Tussen de Slavische volkeren wonen de Roemenen, die een Romaanse taal spreken. Van de Romeinen erfden zij voor ‘wereld’ het woord mundus (ons mondiaal gaat erop terug). Maar wat zeggen ze nu? Lume, van het Latijnse lumen – licht! ‘Licht’ zeggen als je ‘wereld’ bedoelt: het moet in middeleeuws Midden-Europa een ware trend zijn geweest.
Ik had het bovenstaande al genoteerd, toen ik me realiseerde dat ook de Hongaren tussen de Serviërs en de Oekraïners wonen. Zouden die ook…? En verdomd: volgens Wiktionary speelt világ dezelfde dubbelrol.