De taalgrens, dat is toch die streep dwars door België waar de Vlamingen en Walen altijd over steggelen? Klopt. Maar ook elders raken de Germaanse en Romaanse taalgebieden elkaar, en overal is die grens al eeuwenlang in beweging. Een tocht langs deze lijn voert door een flink deel van Europa. Derde en laatste etappe: van Noordwest-Italië naar het oosten (en een uithoek).
Op onze tocht langs de Romaans-Germaanse taalgrens hebben we zojuist overnacht in het Italiaanse, maar traditioneel Duitstalige dal van de Lys, dat ingeklemd ligt tussen Franstalig gebied aan de westkant en Italiaanstalig gebied aan de zuid- en oostkant. Om de Duits-Italiaanse taalgrens te volgen, moeten we terug naar het noorden, naar de Zwitsers-Italiaanse staatsgrens, en die dan volgen in oostelijke richting.
Maar de noordgrens van Italië valt bepaald niet samen met de Germaans-Romaanse taalgrens. In Italië liggen een (geleidelijk slinkend) aantal kleine Duits sprekende ‘taaleilanden’, zowel ten zuiden van Zwitserland als ten zuiden van Oostenrijk – zie de rode punten op de kaart. Omgekeerd is het Zwitserse kanton Ticino, dat aan Italië grenst, Italiaanstalig, terwijl het kanton Graubünden drietalig is: in het zuiden spreekt men Italiaans; de rest is overwegend Duitstalig, maar kent meerdere gebieden met Reto-Romaans als hoofdtaal. (Meer over heden en verleden van het Reto-Romaans in het boek Taaltoerisme, hoofdstuk 21.)
Ook de Italiaans-Oostenrijkse grens is niet overal een taalgrens, nog afgezien van de taaleilanden. Oostenrijk heeft in 1918 het Duitstalige Zuid-Tirol moeten afstaan aan Italië, en daar hoort het nog steeds bij, nu weliswaar onder de naam Alto Adige, maar desondanks nog steeds overwegend Duitstalig. Ten oosten van Zuid-Tirol vormt de staatsgrens dan weer wel de Germaans-Romaanse taalgrens, tot aan het drielandenpunt met Slovenië, waar een Slavische taal wordt gesproken.
Maar om de verwarring compleet te maken is daar dan nog de stad Gorizia, op de Italiaans-Sloveense grens, wel 80 kilometer ten zuiden van Oostenrijk. Sinds jaar en dag woont daar een Duitstalige minderheid die de stad Görz noemt.
Kortom, de Romaans-Germaanse taalgrens is in Noord-Italië nog weer anders dan in de landen die we eerder passeerden. Namelijk: rommelig en versnipperd.
Hebben we hiermee de hele Romaans-Germaanse taalgrens gehad? Nog niet helemaal, want er zijn nog twee Europese landen met zo’n grens (en vele daarbuiten, maar dan is het eind zoek). Het ene is Roemenië, en wel in de regio Transsylvanië oftewel Zevenburgen (Siebenbürgen), in het hart van het land. Voor de Tweede Wereldoorlog woonden daar zo’n driekwart miljoen Duitstaligen. Daarvan zijn er nog maar een goede dertigduizend over – een kleine Germaanse minderheid te midden van een grote Romaanse meerderheid. Spraken voorheen hele streken overwegend Duits, nu geldt dit nog maar voor enkele dorpjes. Over niet al te lange tijd zal dit stukje taalgrens ongetwijfeld verdwenen zijn.
Het allerlaatste stukje Romaans-Germaanse taalgrens is een van de merkwaardigste grenzen van Europa. Ze wordt gevormd door een landingsbaan, en als er geen vliegtuig hoeft te landen of op te stijgen, kun je die dwars oversteken, in je auto of zelfs te voet. Ik heb het over de grens tussen Spanje en de laatste kolonie van Europa: het Engelstalige Gibraltar.
Dit is het derde en laatste deel van een serie. Deel 1 volgt de taalgrens van Het Kanaal tot de Vaalserberg, deel 2 van de Vaalserberg tot de Matterhorn.