Het is niet eerlijk: in sommige talen kun je amper je mond opendoen zonder te rijmen, in andere talen is het zwoegen om rijmkoppels te vinden. Hoe hebben liedtekstschrijvers en traditionele dichters dat opgelost?Laat ik eerst even toelichten dat ik het hier over volrijm heb, het klassieke type dat we in het Nederlands meestal kortweg ‘rijm’ noemen: denken – schenken, Sinterklaas – pieterbaas, dat werk. Daarvan is sprake als de laatste beklemtoonde klinker én alle daarop volgende klanken van de rijmwoorden gelijk zijn, terwijl de medeklinker ervóór juist verschillend is; ik sla nu even wat complicaties en subtiliteiten over.
Die definitie heeft drie consequenties voor het rijmgemak van talen.
1. In talen met veel verschillende klinkers en medeklinkers (fonemen) is rijmen moeilijker dan in talen met een kleine fonemenset (ceteris paribus, moet ik hier eigenlijk chic aan toevoegen). Heeft een taal veel fonemen, zoals het Engels, dan maakt dat de statistische kans simpelweg kleiner dan twee woorden nauwkeurig op elkaar rijmen dan in een taal als Spaans, met slechts vijf verschillende klinkers (en niet uitzonderlijk veel medeklinkers).
2. In talen waarin op de laatste klemtoon vaak nog diverse onbeklemtoonde lettergrepen volgen, is rijmen moeilijker dan in talen die de klemtoon achteraan leggen. In het Slowaaks en Tsjechisch bijvoorbeeld ligt de hoofdklemtoon steevast op de eerste lettergreep. Ik hoop maar voor de dichters daar dat ze ook gebruik kunnen maken van nevenklemtonen (zoals wij doen in pieterbaas), want anders zijn lange woorden schier omberijmbaar. Franse rijmers hebben het juist weer makkelijk: alle klemtonen liggen op de laatste lettergreep van het woord, tenzij die een stomme e bevat.
3. Talen die in de slotlettergrepen veel verschillende klinkers en medeklinkers toestaan, zoals de Slavische talen, maken rijmen moeilijker dan talen die daarin een meer beperkte keuze hebben, zoals veel Germaanse en Romaanse talen. In het Nederlands bijvoorbeeld bevatten onbeklemtoonde lettergrepen meestal alleen een stomme e, en in het Italiaans eindigen maar weinig woorden op een medeklinker. In het Russisch daarentegen, maar ook bijvoorbeeld in het Turks, Fins en Hongaars, eindigen veel woorden op klankrijke vervoegings- of verbuigingsuitgangen. In talen waarin bijvoeglijke naamwoorden, zelfstandige naamwoorden en werkwoorden elk hun eigen setjes uitgangen hebben, is het bovendien lastig woorden van verschillende woordsoorten op elkaar te laten rijmen.
Bij mijn weten wordt er in alle Europese talen gerijmd, in poëzie vooral vroeger, in liedjes nog altijd volop. Maar dat gebeurt niet altijd precies volgens de hierboven aangeduide regels. Het onderstaande is gebaseerd op een beperkt aantal teksten die ik heb gevonden; ik hou me aanbevolen voor aanvullingen en correcties (bij voorkeur met voorbeelden).
Het Tsjechisch, dat op de punten 2 en 3 veel obstakels op het dichterspad legt, is op punt 1 juist erg soepel: de korte a en de lange á, de korte u en de lange ů/ú, enzovoort, mogen onbekommerd op elkaar rijmen. Van de tien verschillende klinkers die de taal heeft, blijven er zo maar vijf over. Dat scheelt.
In het Duits ‘sjoemelt’ men op dit punt niet: dumm, met korte /oe/, rijmt niet goed opRuhm, met lange /oe/. Maar het Duits is dan weer wel soepel in het koppelen van bepaalde klinkers: Tür mag het doen met hier, Leute met pleite, Goethe met trete. (Die traditie komt oorspronkelijk voort uit oostelijke dialecten – Goethe sprak zijn eigen naam uit als Gete.)
In het Hongaars is het gebruikelijk een oogje dicht te knijpen waar het om de lengte van medeklinkers gaat: őt mag er rijmen op előtt, hoewel dat laatste woord een lange t-klank bezit. In het Nederlands maken we, behoudens enkele uitzonderingen, geen onderscheid tussen woorden op –e en op –en (hoewel we die n in de praktijk nog redelijk vaak uitspreken, zo is uit onderzoek gebleken). En in het Turks kom ik rijmkoppels tegen waarin de ı (die wat lijkt op onze korte /u/) rijmt op de u (onze /oe/). Hoe liberaal het Turkse rijmbeleid voor de rest is, zou ik niet durven zeggen.
Maar niet alleen veroorloven dichters in moeilijke rijmtalen zich meer vrijheden, omgekeerd leggen ze in makkelijke rijmtalen de lat juist wat hoger. Zo moesten Franse dichters tot diep in de negentiende eeuw rekening houden met allerlei letters die niet uitgesproken werden. Rue mochten ze niet laten rijmen op cru vanwege de doorgaans onhoorbare e, en vingt op main noch mains: vanwege de volledig onhoorbare t mocht vingt alleen rijmen op een ander woord dat eindigde op t (of d), zoals tint of maint.
Deze vreemde regels gelden niet meer. Inmiddels doet men in het Frans vooral wat men in het Italiaans, nog zo’n makkelijke rijmtaal, al sinds eeuwen doet: véél rijmen. Als rijmwoorden zo overvloedig aanwezig zijn, is het geen kunst om welluidende tweetallen te vormen. Triootjes en kwartetten, dat is de uitdaging. Kijk maar naar het rijmschema van het (oorspronkelijke Italiaanse) sonnet, met slechts twee rijmklanken in de eerste acht regels. En luister maar naar de liedjes van pakweg Jacques Brel, waarin vaak het ene rijmwoord over het andere heen buitelt. Wat een onmogelijke klus voor die arme Ernst van Altena om al die Franse klanken ook in het Nederlands te laten rijmen!
Op een aantal vragen heb ik nog geen antwoord gevonden:
* Zijn dichters in talen als Turks, IJslands en Russisch, met al hun uitgangen, bijna verplicht om woorden met dezelfde grammaticale functie op elkaar te laten rijmen? Dus bijvoorbeeld een vrouwelijk meervoudig zelfstandig naamwoord in de genitief op een ander vrouwelijk meervoudig zelfstandig naamwoord in de genitief – ik noem maar een willekeurig voorbeeld. Latijnse rijmende gedichten, zoals bijvoorbeeld die in de Carmina Burana, houden zich vaak noodgedwongen aan deze ‘soort-zoekt-soort’-regel.
Ik ben benieuwd of alle talen in de wereld rijm kennen, maar vind het antwoord niet (gemakkelijk) op internet. Kan iemand mij helpen aan het antwoord?
LikeLike
Zie https://en.wikipedia.org/wiki/Rhyme
In het verleden waren er veel talen waarin rijm niet of nauwelijks een rol speelde: klassiek Latijn, klassiek Hebreeuws, Russisch tot de 18e eeuw. Nu is het Japans nog een taal met nauwelijks rijm, juist omdat rijmen in het Japans kennelijk zo makkelijk is – het is niet bijzonder genoeg.
En als ik me goed herinner wordt er in het Pirahã (Amazonegebied) geen poëzie gemaakt, dus ik betwijfel of ze in die taal rijm gebruiken. Misschien in spreekwoorden of zo.
LikeLike