De verkeersmaker vreest benzineverlaging

buurtpreventie2Is buurtpreventie een fout woord? Die vraag stond onlangs op de Taalkalender van Onze Taal. Nee, was het antwoord, het is in orde. Het zit wel anders in elkaar dan pakweg verzuimpreventie: buurt benoemt niet datgene wat voorkomen (‘geprevenieerd’) wordt, maar de plaats waar iets voorkomen wordt. Dat is geen probleem, aldus Onze Taal, want de ‘grondwet’ van het Nederlands kent vrijheid van samenstelling: zolang de luisteraar/lezer snapt wat de spreker/schrijver bedoelt, mag het inhoudelijke verband tussen het eerste en tweede deel allerlei vormen aannemen. Het rijtje aardolie, stookolie, sojaolie en babyolie laat dat mooi zien.

Buurtpreventie is dus geen fout woord. Maar een misbaksel is het wel. Het voldoet namelijk maar ternauwernood aan de basiseis die ik net stelde: ‘zolang de luisteraar/lezer snapt wat de spreker/schrijver bedoelt…’ Ik herinner me nog dat er echt even op moest puzzelen toen ik het voor het eerst zag. Zonder context – een bordje op een lantaarnpaal, daarop een afbeelding van een gemaskerde boef en de vermelding van WhatsApp – had ik het woord denk ik helemaal niet begrepen.

Het probleem is dat preventie een heel ander soort woord is dan olie. Olie is een tastbaar goedje, en daardoor kan je fantasie aan de slag om de twee delen van de samenstelling met elkaar in verband te brengen. Gerstolie, plafondolie, duivelsolie, zeebodemolie, geen van die woorden voelt onvolledig, en je kunt zelfs bij de eerste kennismaking aardig inschatten wat ermee wordt bedoeld.  Maar preventie is, zo kaalweg, een abstract begrip zonder concrete betekenis, net zoals verlaging en maker geen enkel zintuiglijk beeld oproepen (tenzij de context daar zorg voor draagt) . Ze hebben een aanvulling nodig die zegt wát er wordt voorkomen, verlaagd of gemaakt.

In dit geval is de enige talige aanwijzing dat eerste lid, buurt. Maar wacht… het voorkómen van de buurt, dat is op het randje van absurd, dus dat zal het niet zijn. Wat dan wel? Wil de buurt zelf iets voorkomen? Wat dan? Brand? Mond- en klauwzeer? Nee, de gemaskerde boef geeft het antwoord: diefstal! We zijn er: buurtdiefstalpreventie.

Dat is natuurlijk een erg lang woord, dus ik snap wel dat de bedenkers het wilden inkorten. Maar juist daarbij is het misgegaan: ze hebben een gedrocht geschapen.

Het punt is, van die abstracte begrippen als preventie, verlaging en maker kunnen gewoon niet zonder een toelichting. Dat kan op meerdere manieren, en het vormen van een samenstelling is daar een van. Prijsverlaging of klompenmaker: helder. ‘Verlaging van de prijs’ of ‘maker van klompen’: helder. Benzineverlaging en verkeersmaker: niet helder. In die gevallen moet je toch echt voluit benzineprijsverlaging en verkeersbeleidsmaker zeggen.

Hoe langer ik er over nadenk, des te stelliger kom ik tot de conclusie dat buurtpreventie wel degelijk een fout woord – nee, niet ís, maar wel wás op het moment dat het bedacht werd. Buurtoplettendheid, buurtbewaking, buurtwaakzaamheid, alerte buurt, buurttoezicht, buurtalarm – allemaal tot je dienst. Buurtpreventie: geboren onder het sterrenbeeld Prutswerk.

Van de andere kant, met zo’n beetje alle Nederlandse woorden was er ooit wel iets aan de hand. Ze werden verkeerd uitgesproken (zeil was segil), verkeerd gesplitst (een adder was een nadder), verkeerd begrepen (de moderne betekenis van het woord datum berust op een misverstand), verkeerd gebruikt (leuk betekende ‘lauw’)… Ach, dan kan ‘verkeerd samengesteld’ er ook nog wel bij. Buurtpreventie wordt gebruikt en we snappen het, dus is het nu goed Nederlands. De rest is gemiep.

Kortom, ik deel de conclusie van de Taalkalender, zonder de redenering te delen. Nederlandse samenstellingen kunnen inderdaad op veel manieren worden gevormd. Maar niet op deze.

Dit bericht werd geplaatst in Nederlandse taal en getagged met , . Maak dit favoriet permalink.

3 reacties op De verkeersmaker vreest benzineverlaging

  1. Mient Adema zegt:

    In buurtpreventie heb ik dat buurt (in het begin) niet zozeer als locatie als wel als agens opgevat in de strijd tegen inbraken in je buurt. Samen kan je in een netwerk via whatsapp voor politie spelen en de buurt voorkomt zo dat er gejat wordt. Ikzelf vind het eigenlijk maar niks, maar ieder z’n meug.
    De solidariteit die erachter zit mag ik wel. En dat samengestelde woord probeer ik dan maar in te passen in wat ik als samenstelling nog wel acceptabel vind. Preventie van diefstal voor, door, in en van de buurt. Ja, die diefstal zie je er niet in, en dat is dan maar goed ook. De woordmaker voelde dat intuïtief aan, want hij wilde het doel al bereikt hebben. En diefstal is ook eigenlijk wel een raar woord, een soort pleonastische samenstelling.

    Geliked door 1 persoon

    • Gaston zegt:

      Hé, zo had ik het nog niet bekeken: de buurt niet als lijdend voorwerp, maar als onderwerp. Bij (zelfstandige naamwoorden afgeleid van) overgankelijke werkwoorden kan ik zo snel niet heel veel voorbeelden vinden (bij onovergankelijke wel), maar ‘buurtviering’ is er een, dus het lijkt wel te kunnen. Dat ‘diefstal’ of ‘inbraak’ of ‘misdaad’ ontbreekt vind ik dan nog steeds bezwaarlijk.
      De solidariteit die er achter het verschijnsel zit, mag ik zeker. Nabuurschap, buurtgevoel, heel mooi. Ik prijs me gelukkig dat ons eigen buurtje dat heeft. Maar gelukkig zonder bordjes, en zonder lelijk woord.

      Like

      • Mient Adema zegt:

        Over smaak valt niet te twisten en ik begrijp best dat het een wat vreemd woord is ten opzichte van andere samenstellingen. Maar het woord buurtpreventie kun je ook het best tegenkomen in de vorm van een verkeersbord met een waarschuwend karakter. Zoals radarcontrole best duidelijk is voor snelheidsduivels, zo is buurtpreventie dat voor het boevengilde. Deze doelgroepen moeten wellicht wat omzichtig benaderd worden.
        Bij handhaving heb je soms een ludieke aanpak nodig. Of een gekke taalingeving.

        Like

Plaats een reactie