De kenmerkende roep van de bioloog

bioloogMoet je opletten wat er gebeurt als biologen de pen ter hand nemen. Natuurlijk gaan ze ze jargon gebruiken; dat is logisch. Dat daar grappige woorden als het poëtisch aandoende struweel en het rijmende plasdras tussen zitten, is alleen maar leuk. Maar zodra ze over sóórten gaan praten, treden er verschijnselen op, minstens drie, die ik als eindredacteur niet kan toejuichen.

Eén: ze gaan met hoofdletters strooien. Elke margriet wordt een Margriet, elke arend een Arend – alsof die planten en dieren eigennamen hebben in plaats van soortnamen. Nu hebben biologen daar wel een reden voor: er is een verschil tussen middelste Zilverreiger (de middelste van een rijtje zilverreigers) en Middelste zilverreiger (een zilverreigersoort die meestal ruim 60 centimeter lang wordt). Al levert dat in de praktijk zelden problemen op, de gewoonte is hardnekkig. In artikelen voor vakbrusters laat ik ze hun gang gaan – het gedrag is karakteristiek voor de soort. Maar als ik biologenteksten redigeer die voor een algemeen publiek bedoeld zijn, maak ik al die hoofdletters een kopje kleiner.

Twee: ze springen vreemd om met enkelvoud en meervoud. Het meervoud van tureluur is tureluurs, maar een bioloog schrijft zonder verpinken dat ‘een gebied veel Tureluur herbergt’. Dat is collectief gebruik van het enkelvoud, en ook mensen die geen roodborstje van een blauwborstje kunnen onderscheiden doen dat: ‘Er zit hier weinig wild’, ‘Ik hoop wat vis te vangen.’ Maar de mogelijkheden zijn beperkt. ‘Mijn oom heeft een huis vol kat’ is niet gangbaar, en dat is – als het om wilde soorten gaat – wel wat biologen doen. Waarom? Omdat het ze om de populatie gaat, niet om de exemplaren? Ik denk het. Als ze exempláren zien, gebruiken ze althans weer wel het meervoud. (Gefluisterd:) ‘Kijk, daar tussen die klaprozen zitten tureluurs.’

Drie: ze springen nóg gekker om met enkelvoud en meervoud. In een stukje over wilde (‘Wilde’) appelbomen kwam ik laatst deze zin tegen: ‘Die laatste Malus sylvestris hebben sinds kort versterking gekregen.’ De internationale afspraak is dat je die Latijnse soortnamen cursief en met een hoofdletter schrijft, dus daar blijf ik met mijn bemoeizuchtige eindredacteursvingers van af. Maar bezwaarlijk vind ik dat op Malus sylvestris, een enkelvoudig woord, een meervoudige persoonsvorm volgt. Zou dat komen doordat het woord op s eindigt en dus een beetje meervoudig klinkt?

Nu wil ik bepaald niet bepleiten dat we klassieke meervouden van Latijnse woorden gaan gebruiken, en het Polderlatijnse Malus sylvestrissen vind ik weinig elegant. Maar wat dan? ‘Exemplaren van Malus sylvestris’? Nogal een mondvol, en stilistisch ook al niet hartverwarmend.

Moet ik de biologen op dit punt misschien gewoon gaan volgen? Want eigenlijk, realiseer ik me nu, ben ik er op een ander gebied wél aan gewend dat de enkelvoudige vorm ook in het meervoud wordt gebruikt: bij woorden als Inuït, Maasai, Ainu en veel andere namen van volken. Er lijkt me weliswaar niets op tegen om meervouden als Inuïts, Maasais en Ainus te vormen, maar dat doen we in de praktijk niet. En ook Homo sapiens wordt af en toe als meervoud gebruikt.

Oké, voortaan laat ik het dus zo staan: een Latijnse soortnaam, in het enkelvoud, met een meervoudig werkwoord erachter. Of begin ik nu de roep van de bioloog over te nemen?

Dit bericht werd geplaatst in Nederlandse taal en getagged met , , . Maak dit favoriet permalink.

14 reacties op De kenmerkende roep van de bioloog

  1. Drabkikker zegt:

    En is er soms ook een (historische) gewoonte onder biologen om met de woordgeslachten te goochelen? Het Latijnse woord voor appel(boom) is namelijk malum, niet malus (dat ‘slecht’, ‘kwaad’ betekent).

    Like

    • Gaston zegt:

      Je lijkt je te vergissen. Volgens beide bronnen die ik er zojuist op heb nageslagen, betekent malus in het Latijn van oudsher wel degelijk ‘appelboom’. Malum is ‘appel’. Beide woorden betekenen inderdaad ook ‘slecht’.

      Like

      • Drabkikker zegt:

        Ha, werkelijk! Dan heb ik het inderdaad mis, pardon. Niet dat ik eraan twijfel, maar welke bronnen waren dat?

        Like

        • Gaston zegt:

          Mijn naslagwerk van eerste aanleg (want digitaal, dus lekker makkelijk) is en.wiktionary.org. Maar wellicht betrouwbaarder is mijn tweede, de Latijnse Wolters-Noordhoff uit 1970.

          Like

        • Drabkikker zegt:

          Ah, ik zie, dank! Wat suf van me, ik zal me voortaan van dergelijk snugger commentaar onthouden. 😉

          Like

        • Gaston zegt:

          Ik hou me aanbevolen voor aanvullingen en correcties, hoor. Ik ben eigenwijs genoeg om daar onafhankelijk bewijsmateriaal bij te zoeken!

          Like

  2. Jan M.L. Bosmans zegt:

    Wat mij als voormalig amateur-ornitholoog (helaas opgegeven wegens tijdsgebrek) hogelijk verbaast van de biologen, is dat ze het verkleinwoord hebben afgeschaft. Geen nonnetje meer maar een Non, geen roodborstje maar een Roodborst. Tja. Ronduit lachwekkend wordt het met de Winterkoning, nota bene op twee na het kleinste vogeltje van Europa. En wat met de Goudhaan? Daar stelt een mens zich toch een flink uit de kluiten gewassen vechtmachine bij voor, die wantrouwig waakt over een toom Goudkippen! Edoch, zij dolen! Want laat die Goudhaan, tezamen met zijn neefje de Vuurgoudhaan (één van de verschijningsvormen van de Hindoegod Agni?), met zijn 8,5cm en zijn gewicht van 4 tot 7 gram écht het allerkleinste vogeltje van Europa zijn.

    Like

    • Gaston zegt:

      Klopt. Maarten ’t Hart (was hij het inderdaad? of was het toch vogelaar Hans Dorrestijn?) heeft zich daar al een keer over opgewonden. In de biologenteksten die ik onder ogen krijg is het verkleinwoord weliswaar niet helemaal verdwenen (zo is nonnetje geloof ik nog vrij gangbaar), maar de roodborst en de goudhaan zijn inderdaad geen aanwinsten. Hopelijk slaan de lepidopteristen niet datzelfde pad in! De koolwit en de dikkop…

      Like

  3. Inuit is geen enkelvoud dat vaak als meervoud wordt gebruikt, maar omgekeerd. Dat woord hoort dus niet in het rijtje met Ainu en Maasai, maar met Sinti, Roma en ook Taliban. In al die gevallen is het enkelvoud (Inuk, Sinto, Rom, Talib) obscuur, doordat we de exotische meervoudsuitgang niet als zodanig herkennen, en waarschijnlijk ook doordat je het enkelvoud bij dit soort collectieven veel minder vaak nodig hebt.

    Geliked door 1 persoon

    • Gaston zegt:

      Jou kennende ga ik er blindelings van uit dat je informatie klopt. Sterker nog: ik zie tot mijn verbijstering dat het Groene Boekje inderdaad de enkelvouden Talib en Inuk vermeldt (en Inuït absurd genoeg zonder trema schrijft), en Roma als meervoud aanduidt. Sinti geldt daar wel als enkelvoud en meervoud. (Ik was niet controleren of je gelijk hebt. Ik wou weten of die enkelvouden ook in het Nederlands erkend zijn.)
      Hoe dan ook durf ik te stellen dat Inuk, Sinto en Rom net zo min levend Nederlands zijn als gnocco, spaghetto en raviolo (en Talib lijkt me een randgeval) Wel had ik hierboven iets zorgvuldiger moeten formuleren: ik had beter kunnen zeggen dat we bij veel namen ‘geen onderscheid maken tussen enkelvoud en meervoud’. Of ik had mijn voorbeelden moeten checken. Anderzijds, dan had jij niet gereageerd en had ik deze nieuwe kennis niet opgedaan! Zo bezien heb ik dus ‘vooruitgefaald’, zoals Scott Adams dat noemt.

      Like

  4. ‘n Aardige vind ik ook “de das”. Je hoort dan zeggen: “Het is ‘n mooi gebied, de das woont hier.” Daar zou ik toch ook een meervoud verwachten, “er wonen dassen”, maar kennelijk is de das zoiets mythisch dat je moet zeggen: “hier woont de das”. Of het moet echt zo zijn dat die das daar in z’n eentje zit, smachtend naar liefde (“de das zoekt een wijfje”).

    Geliked door 1 persoon

    • Gaston zegt:

      Dat komt ook in de buurt inderdaad. Al is jouw voorbeeld nog op te vatten als ‘de das komt hier voor’, als een generieke aanduiding, net als ‘tomaat’ in ‘is (de) tomaat een groente of een vrucht?’ of ‘de mens is een talig wezen’. Maar als er ‘veel’ voor staat, zoals in mijn voorbeeld, vervalt die mogelijkheid. Geloof ik althans – ik zit het ook maar al schrijvend te bedenken.

      Like

  5. Mient Adema zegt:

    Ik denk dat je beide brillen kunt gebruiken, die van de bioloog en die van jezelf. Het wordt dan een beetje uitdagend om in jargon te rommelen dat onder de beroepsgenoten al wat vastere vormen heeft aangenomen. Die verwerving zou ik zo laten, behalve als het afstappen ervan tot gevolg heeft dat de leek het veel beter gaat begrijpen.
    Wat die enkel- en meervouden betreft: ik had er zeer onlangs een dialoogje over op twitter en soms helpt zoiets in je hoeveelheid kennis. Ik wist bijvoorbeeld niet dat Taliban niet alleen meervoud is, maar ook die vorm heeft. Je moet maar weten dat de uitgang -an nu juist in bepaalde talen dat meervoud aangeeft.
    Ik heb trouwens wel de neiging alle mogelijke uitdrukkingsvormen al bij voorbaat prima te vinden, ook als ik een uitgesproken mening heb over de beste wijze van uitdrukken.

    Geliked door 1 persoon

    • Gaston zegt:

      “Ik heb trouwens wel de neiging alle mogelijke uitdrukkingsvormen al bij voorbaat prima te vinden, ook als ik een uitgesproken mening heb over de beste wijze van uitdrukken”: eens, maar als ik word ingehuurd als eindredacteur, word ik geacht wat strengere normen te hanteren. Zoals ik elders heb geschreven: ik ben dan hovenier en geen veldbioloog. Ik bedoel dat figuurlijk, maar in dit geval zelfs letterlijk: die hoofdletters motte d’ruit omdat het Groene Boekje het zegt. (Mijn opdrachtgever is nog een overheidsorganisatie ook, en dus strikt genomen verplicht het Groene Boekje te gebruiken.)
      ‘Taliban’ is inderdaad net zo’n geval als ‘data’ en eigenlijk ook ‘schoen’: eigenlijk meervoud, maar we ervaren het niet (meer) zo. Bij ‘Taliban’ hebben de meeste Nederlandstaligen (inclusief ikzelf) het nooit zo ervaren.

      Like

Plaats een reactie