De bolwerken van ‘het’

Het lidwoord het kan inderdaad verdwijnen, beweerde ik in mijn vorige blogpost. Maar het is natuurlijk óók denkbaar dat er uitzonderingen overblijven. We gebruiken tenslotte ook nog steeds oude naamvalsvormen zoals destijds, inderdaad en ter zake, hoewel het naamvalssysteem dood en begraven is (persoonlijke voornaamwoorden uitgezonderd). Ik zie vier kandidaten voor die uitzonderingspositie:

1 Zeer frequente woorden als ‘ding’ en ‘huis’. Hoe vaker uitzonderingen voorkomen, des te hardnekkiger zijn ze. Vergelijk het met de sterke werkwoorden: hun aantal neemt al eeuwen geleidelijk af en ‘foute’ vormen als meette voor mat en vaarde voor voer komen veel voor. Toch zegt nooit iemand doede of stade.

2 Verkleinwoorden. Die categorie is moeiteloos herkenbaar aan zijn uitgang. Dat is een extra herkenningspunt, dat de onzijdigheid wellicht in stand houdt. Anderzijds: voor woorden als meisje en hondje is ‘de’ misschien wél een optie, omdat levende wezens zich niet goed verdragen met ‘het’. En wie weet slepen ze de andere verkleinwoorden met zich mee.

3 Zelfstandig gebruikte werkwoorden, zoals ‘het fietsen’. De uitgang -en duidt bij Nederlandse zelfstandige naamwoorden meestal op een meervoud (er zijn uitzonderingen, zoals haven en baken). Nú onderscheidt het lidwoord nog het fietsen van de fietsen en het bakken van de bakken. Misschien voorkomt dat verschil vaak genoeg misverstanden om behouden te blijven.

4 Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden, zoals ‘het goede’ en ‘het schone’. Het woord de zou hier verwarrend zijn omdat het zelfstandig naamwoord dan op een persoon lijkt te slaan, dus dat pleit voor het behouden van het. Het Nederlands zou niet de eerste taal zijn die voor deze categorie een uitzondering maakt: in het Spaans krijgen álle zelfstandige naamwoorden een vrouwelijk of mannelijk lidwoord (la, el), behalve deze ene groep: lo bueno betekent ‘het goede’.

Wat ten slotte ook nog kan, is dat het lidwoord ‘het’ uitsterft in de spreektaal, maar nog heel lang voortbestaat in de schrijftaal. Tenslotte hebben we ook nog tot in de jaren veertig naamvallen geschreven die al eeuwen uitgestorven waren, om maar te zwijgen van het hardnekkig gehandhaafde verschil tussen hen en hun.

Dit bericht werd geplaatst in Nederlandse taal en getagged met , , . Maak dit favoriet permalink.

19 reacties op De bolwerken van ‘het’

  1. Gaardenier zegt:

    Taalverslaggever had ook beter geweest, om onnodig Nederfranglais even aan te tonen.

    Like

  2. Gaardenier zegt:

    En toen gingen ze allemaal lopen, vooral de grootste bekken. Die zouden nog het liefst overschakelen op volledig kleuter-Nederfrengels, Franglais of Nederbabylonisch.
    Ha, tot de twee miljardste!

    Like

  3. Gaardenier zegt:

    Persoonlijk vind ik het nogal een gok, dat jullie ervan uitgaan dat Vlamingen zich zeker wel zullen vinden in al dit bochtenwerk. Gelukkig valt dat sterk te betwijfelen.

    Like

  4. Ik denk niet dat het woord het ooit zal verdwijnen. Het wordt zo veel gebruikt, dat het niet meer weg te denken is. Het is niet zo vreemd als woorden die nauwelijks gebruikt worden verdwijnen, maar een veelgebruikt woord, zelfs een lidwoord, dat lijkt me toch wel heel erg sterk. Theoretisch gezien is het natuurlijk mogelijk, maar ik vind het een zinloze discussie. Waarom zou het verdwijnen? Wordt het nu dan al minder gebruikt dan voorheen? Dan zou je nu toch allang moeten merken dat het woord aan het uitsterven is.

    Like

    • Het gaat er in dit geval niet om dat een wóórd verdwijnt, maar dat een grammaticaal verschijnsel verdwijnt, namelijk het verschil tussen onzijdig en mannelijk/vrouwelijk. Grammaticale verschijnselen veranderen voortdurend: denk aan de zo goed als verdwenen naamvallen, denk aan het verdwenen tweevoud (tweevoud? ja, het Germaans had ooit een tweevoud), denk aan de zo goed als verdwenen aanvoegende wijs.
      In de vorige blogpost (‘Het’ wankelt wel) licht ik toe welke signalen erop duiden dat het onzijdige geslacht wankelt.

      Like

  5. Eens. Het doet mij (Limburger) nog steeds een beetje pijn om naar ‘taal’ te verwijzen met ‘hij’. Ik pas me aan aan de standaardtaal van Nederland. Woonde ik in Vlaanderen, dan zou ik dat waarschijnlijk niet doen.

    Like

  6. Kiat zegt:

    Wat mij bij deze discussie frappeert is dat men kennelijk uitgaat van het randstedelijke en noordelijke standpunt. Maar het Nederlands is, net als het Duits, een multicentrische taal. Het mag dan zo zijn dat de Hollander geen onderscheidt meer maakt tussen mannelijke en vrouwelijke woorden, en dat ‘het’ er dreigt te verdwijnen, in Brabant en Limburg (en Vlaanderen!) is het woordgeslacht springlevend. Ook dat is Standaardnederlands. Voor de zuiderling zijn de koe, de waarheid, de diepte en de muziek vrouwelijk. En namen van landen en steden onzijdig. Een zin die met ‘zij’ naar Frankrijk of Amsterdam verwijst (NRC!) klinkt alsof hij door een allochtoon is geschreven. Ik ben een ‘overzeese Nederlander’ met Rotterdamse grootouders die 1920 geëmigreerd zijn. Ook voor hen, en daardoor voor mij, is dat onderscheid vanzelfsprekend. En wat het Duits betreft: van mijn Oostenrijkse grootvader weet ik dat veel woorden in Oostenrijk (en Beieren) een ander genus hebben dan in Pruisen. En ook daar wanen de noordelingen zich met hun Duden de enige standaardtaalsprekers. Tja.

    Like

  7. Kiat zegt:

    ad 3 : Áls deze verandering doorzet is ons voorland misschien wat er in het Afrikaans is gebeurd.
    Er is maar één lidwoord: die. Die seun, die dogter, die voëltjie. Maar ook daar is ‘het’ niet helemaal verdwenen. In constructies zoals ‘aan het praten’ heb je in principe de keus tussen ‘aan die praat’ en ‘aan ’t praat’, hoewel het laatste vooral door wat oudere sprekers gebruikt wordt. Als misverstand mogelijk is kun je beter kiezen voor ‘aan ’t …’ [aan ’t fiets]

    Like

  8. Stefan zegt:

    Ik denk nog een aanvullend argument te hebben waarom ‘het’ kan overleven. Dat argument is een soort verlengstuk op punt 3. Behalve zelfstandig gebruikte werkwoorden, zoals ‘het fietsen’, zijn er ook complete constructies / gebeurtenissen waarnaar wordt verwezen met ‘het’, bijvoorbeeld ‘het verdwijnen van het woord het’.

    Stel dat je daar schouderophalend op reageert met de woorden: ‘Dat kan gebeuren’, dan had je in plaats van ‘dat’ ook ‘het’ kunnen schrijven. Maar niemand zou schrijven: ‘Die kan gebeuren’.

    Volgens mij is er een sterke verbondenheid tussen ‘dat’ en ‘het’. Het woord ‘dat’ zie ik niet verdwijnen. Omdat ‘dat’ overleeft, kan ‘het’ mee-overleven.

    Like

    • Die verwijzing waar jij het over hebt, gebeurt niet met een lidwoord, maar met een persoonlijk of aanwijzend voornaamwoord, resp. ‘het’ of ‘dat’. Die verdwijnen inderdaad niet, dat ben ik met je eens. Enkel het lidwoord ‘het’ staat enigszins zwak, niet het voornaamwoord ‘het’.
      Maar nu al is het verband tussen het-woorden (pakweg: gebouw) en het voornaamwoord ‘het’ ernstig verzwakt. Formuleringen als ‘Zie je dat gebouw daar? Die gaan ze slopen’ zijn nu in de spreektaal al uiterst gebruikelijk, verrassend gebruikelijk. Omgekeerd zeggen we ook dingen als ‘Giet de melk in de pan en verwarm het onder goed roeren’. De voornaamwoorden hij/die en het/dat trekken zich steeds minder aan van het grammaticale geslacht van het zelfstandig naamwoord waar ze naar verwijzen. We kiezen ze veeleer al naargelang of we naar telbare (zoals gebouw of wens) of ontelbare zaken (zoals melk, eerlijkheid) verwijzen. Dat betoogt Jenny Audring althans in haar proefschrift, en ik heb de indruk dat ze gelijk krijgt van haar collega’s en van de werkelijkheid.

      Like

  9. Edwin zegt:

    Is dit geen compleet zinloze discussie, opgestart om de taak “taalanalist” of “-journalist” te verantwoorden?
    Het Nederlands heeft, zoals de wereldtaal Engels (en in tegenstelling tot het Frans) een diversiteit aan naamvallen. Vrouwelijk, mannelijk én neutraal (ik verkies deze term boven “onzijdig”); Daarin volgt het Nederlands (of misschien ligt het wel aan de basis van) het Engels. Stop aub met deze discussie, ze leidt nergens toe: ik zal het altijd over “het” gebouw hebben.

    Like

    • JvH zegt:

      > Stop aub met deze discussie, ze leidt nergens toe:
      > ik zal het altijd over “het” gebouw hebben.
      U wel en ik ook, maar het gaat over de komende generaties Nederlandstaligen. Waarom zou het een zinloze discussie zijn? Het proces van het verdwijnen van de woordgeslachten heeft in het Engels al vele eeuwen geleden plaatsgevonden. Waarom zou dat nu dan ook niet met het Nederlands kunnen gebeuren?

      Like

  10. JvH zegt:

    Hoewel het volkomen tegen mijn taalgevoel ingaat, zie ik wel in dat dat hele systeem met geslachten eigenlijk vrij nutteloos en onnodig complex is. In dat opzicht is het verdwijnen van ‘het’ een positieve ontwikkeling te noemen.

    De punten 3 en 4 werpen echter wel een nieuw licht op het onderwerp. Hoewel deze situaties eigenlijk niets meer met geslacht te maken hebben, vind ik het wel leuk om te zien dat dat ‘kunstmatige’ onderscheid hier wordt gebruikt om op een volstrekt andere (onbedoelde?) manier betekenisverschil in een zin aan te duiden.

    Like

Plaats een reactie