‘Het’ wankelt wel

Het lidwoord het staat onder druk en zou op langere termijn plaats kunnen maken voor de, voorspellen drie Amsterdamse taalwetenschappers. Onze Taal bracht het nieuws, veel andere media namen het over en de gebruikelijke reacties volgden: misverstanden (“Niemand zal toch ‘De onweert’ zeggen”), grappen (“Hetze wordt deze”, “De je van de”) en onbezonnen verontwaardiging (“Taalverloedering!” “Het komt door de Marokkanen!” “Hebben taalkundigen niets beters te doen?”).

Dat was allemaal niet verrassend. Dit soort kabaal lijkt soms bijna geregisseerd. Toen er begin 2010 een discussie was over ‘hun hebben’, was dezelfde onzichtbare regisseur ook al actief. Wat me ditmaal wél verraste, was dat nogal wat mensen de voorspelling eenvoudigweg niet geloofden. “Onzin. ‘Het’ verdwijnt niet”, zag ik iemand twitteren die ik doorgaans serieus neem. En tot mijn verrassing zag ook mijn taalkundig onderlegde vriendin Jenny Audring het niet gebeuren, zo meldde ze op haar blog. En wie weet hebben ze gelijk. Taalverandering is moeilijk te voorspellen.

Toch vind ik de voorspelling geloofwaardig. Ik denk namelijk dat het lidwoord het al flink wankelt, voornamelijk doordat het-woorden steeds minder makkelijk te herkennen zijn.

Het-woorden ofwel onzijdige zelfstandige naamwoorden onderscheiden zich in het Nederlands van hun niet-onzijdige collega’s op meerdere punten. Ik noem er vier, ik denk de belangrijkste:
1 Het bepaald lidwoord is uiteraard het, niet de: ‘het raam’ maar ‘de ruit’. Daar ging de ophef van de week over.
2 Het aanwijzend voornaamwoord is dat, niet die: ‘dat raam’ maar ‘die ruit’.
3 Het betrekkelijk voornaamwoord is dat, niet die: ‘het raam dat’, ‘de ruit die’.
4 Na het woordje een of geen krijgt het bijvoeglijk naamwoord géén -e: ‘een groot raam’, ‘een grote ruit’.
Terloops zij opgemerkt dat dit allemaal alleen in het enkelvoud geldt; in het meervoud zijn onzijdige woorden helemaal niet te herkennen.

De vier genoemde punten lijken vanzelf te spreken, maar in feite is er zeker één aan flinke erosie onderhevig, en een ander aan beginnende slijtage. Het zwakste staat punt 3: hoewel we allemaal schríjven ‘het raam dat’, zéggen we in feite vaak iets anders. We zeggen ‘het raam wat’ of – hou je vast – ‘het raam die’. Ik weet bijna zeker dat je dit laatste niet gelooft. En toch is het waar. Sinds Jenny Audring me er ruim twee jaar geleden op geattendeerd heeft, heb ik een eindeloze stroom voorbeelden gehoord van onzijdige woorden met daarachter het betrekkelijk voornaamwoord ‘die’. En nee, niet van tweedetaalsprekers, maar van volslagen autochtone, hoog opgeleide Nederlanders, ver vóór het borreluur (mezelf niet uitgezonderd). ‘Het probleem die dat veroorzaakt’, ‘een parkeervak die net nog vrij was’, ‘een boek die dat beweert’ – het houdt niet op.

Punt 4 wankelt misschien niet echt, maar de eerste trillingen zijn al wel te zien. Van de week hoorde ik iemand, ook weer een intelligente moedertaalspreker, zeggen dat iets “geen praktische nut heeft”. Dit komt minder vaak voor, maar het komt voor. Een beetje op de grens van punt 3 en punt 4 ligt een grammaticale constructie die juist in schrijftaal geregeld opduikt: ‘het formulier welke’, met een overbodige -e dus.

Als de erosie van de punten 3 en 4 doorzet, kunnen sprekers steeds minder vaak horen welke woorden onzijdig zijn. En juist die constante herinnering is nodig om zo’n zinloos systeem in stand te houden. Vergelijk het met het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke woorden. Eeuwen geleden waren die op allerlei manieren herkenbaar: aan afwijkende lidwoorden, afwijkende betrekkelijke en aanwijzende voornaamwoorden en afwijkende verbuigingen van het bijvoeglijk naamwoord. Elke sprekers wist daardoor feilloos welk woord tot welke categorie behoorde – en in dialecten die de verschillen bewaard hebben, weten sprekers dat nog steeds. Maar naarmate die verschillen vervaagden, bleven er minder herkenningspunten over. Nu zijn mannelijke en vrouwelijke woorden alleen nog te herkennen aan de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden (hij, hem, zijn; zij, haar). Dat is te weinig om het systeem in leven te houden, zo is gebleken, want het grammaticale verschil tussen mannelijk en vrouwelijk is in feite uit het Nederlands verdwenen (hij en zij weerspiegelen nu enkel een biologisch verschil). Alleen in de schrijftaal houden we de illusie nog in stand.

Wat met mannelijk en vrouwelijk is gebeurd, kan ook met onzijdig gebeuren, en om dezelfde reden: dat er steeds minder signalen zijn die het woordgeslacht duidelijk maken. Kortom: ja, het lidwoord het kan denk ik verdwijnen.

****

Zie ook de volgende blogpost.

Dit bericht werd geplaatst in Nederlandse taal en getagged met , , . Maak dit favoriet permalink.

42 reacties op ‘Het’ wankelt wel

  1. Los van wat ik vind van het verdwijnen van ‘het’: ik denk niet dat dat snel gaat gebeuren, want het is onderdeel van een heel systeem (heel iets anders dan bv. groter als). Ik bedoel: als je voortaan ‘de raam’ gaat zeggen, heeft dat consequenties voor het bijvoeglijk naamwoord, de aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden en misschien wel voor veel meer waar ik nu even niet op kom. En voordat je zo’n machine op gang hebt, dat kost eeuwen! Het kunstmatige onderscheid tussen hen en hun is na een paar eeuwen ook nog niet volledig geworteld.

    Like

    • Het lidwoord ‘het’ is inderdaad deel van een heel systeem, en daardoor tamelijk robuust. Alleen, ik probeer hierboven aannemelijk te maken dat dat systeem aan het kraken is. Als het systeem omvalt, valt het lidwoord ‘het’ ook.

      De vergelijking met de hen-hun-kwestie snijdt in mijn ogen geen hout. Dat is, zoals je terecht zegt, een kunstmatig onderscheid. Het verschil tussen ‘de’ en ‘het’ is ooit spontaan ontstaan. Het zou nu ook spontaan kunnen verdwijnen. Niemand probéért het te laten verdwijnen, zoals wel bewust geprobeerd is om het verschil tussen hen en hun ingang te doen vinden.

      Like

  2. Patrick Slechten zegt:

    Ik wil best wel geloven dat er sleet zit op het lidwoord “het” en het verbaast mij ook niet dat, als dit lidwoord verdwijnt, deze beweging vanuit Nederland zal worden ingezet. Toch wil ik wijzen op een omgekeerde tendens die momenteel merkbaar is: uitgerekend vertalers uit Nederland hebben in technische taal een uitgesproken voorliefde voor “het”, in tegenstelling tot vertalers uit Vlaanderen. In onderstaand lijstje staan woorden die met “het” veel populairder zijn (cf. google) in Nederland dan in Vlaanderen: portfolio, display, filter, attachment, account, modem, cement, prospectus, palet … zelfs: tool (dat eigenlijk een de-woord is).
    Ik ben proeflezer bij een Leuvens vertaalbureau en lees dagelijks Nederlandse teksten van zowel Belgische als Nederlandse vertalers na.

    Like

  3. Dankjewel, Sarah Lee, voor het compliment en voor het inkijkje in je praktijkervaring. Dat we het roerend eens zijn, neemt niet weg dat ik de column van Aleid Truijens in de Volkskrant van vandaag óók zinnig vond (http://goo.gl/O9qxG).
    Verder was ik even bezorgd dat ik ‘it’ voor een Engels lidwoord had uitgemaakt (het is wel Fries, meen ik), maar zo is je opmerking geloof ik niet bedoeld.

    Like

  4. Beste taaljournalist en reagerenden,

    Ik onderschrijf de voorspelling dat de kans dat ‘het’ gaat verdwijnen helemaal. Waarom? Ik kan me alleen baseren op waarnemingen: wij kijken met enige regelmaat PABO-examens na en ontdekken dat onze toekomstige basisschoolleraren steeds vaker een de-woord gebruiken in plaats van een het-woord. En als zij het niet meer kunnen aanleren of verbeteren, dan is het gedoemd te verdwijnen. Ik vermoed dat er sprake is van creolisering. Door andere taalinvloeden verdwijnen als eerste de ‘regels’ die we niet kunnen uitleggen, die alleen opgeslagen liggen in onze competence. Heel hard roepen dat deze mensen dan maar niet voor de klas moeten staan of beter moeten studeren op hun Nederlands, doet geen recht aan wat taal is. Taal is dynamisch, verandert altijd onder invloed van het gebruik en schoont daardoor ook zinloze of nutteloze systemen op.

    Wat me intrigeert is hoeveel mensen taalverandering ervaren als taalverloedering. Zijn dat oudere generaties? Mensen die vroeger ongelooflijk veel gecorrigeerd zijn door hun ouders? Interessant om te onderzoeken. We voelen dus blijkbaar dat we iets waardevols verliezen en daardoor ontstaat er weerstand. Zie alleen al deze bijna emotionele reacties op dit blog. Als ik voorspel dat ‘hun hebben’ een grote kans maakt om ‘correct Nederlands’ te worden, kijken mijn cursisten me aan alsof ik overgelopen ben naar de vijand. Als neerlandicus hoor ik ten strijde te trekken tegen achteruitgang. Terwijl ik de verandering gewoon observeer en als een feit beschouw.

    Nog een kleine noot over de vergelijking met het Engels. Het Engels kent geen lidwoord ‘it’, maar kent maar één lidwoord: ‘the’. ‘It’ wordt alleen gebruikt om te verwijzen naar een ding. ‘He’ en ‘she’ verwijzen naar personen. Overduidelijk systeem.

    Taaljournalist, bedankt voor je gezonde kijk op de zaak. Ik ga je beter volgen.

    Like

  5. Rutger zegt:

    Is Nederlands spreken met een buitenlands accent niet vaker veinzerij dan echt? Zijn er niet een hoop jongeren die zo praten om stoer over te komen? Allicht is het een tendens die voorbij gaat als ´sjiek Nederlands´ ineens hip wordt?

    Like

    • Dat zou inderdaad best kunnen. Nogal wat jongeren switchen tussen straattaal en ‘keurig’ Nederlands, al naargelang de situatie. Al zou ik niet willen spreken van veinzerij of stoerdoenerij: het is in mijn ogen meer een manier om bij de groep te horen die voor hen belangrijk is – net zoals ons conventionele Nederlands dat voor ons is.

      Like

  6. JPH Lucas zegt:

    Wat gebeurt er met het woord MENS? DE mens, EEN mens en HET mens hebben elk een andere betekenis.

    Like

    • Indien het lidwoord ‘het’ op termijn inderdaad verdwijnt, zou het me niet verbazen als ‘het mens’ in de betekenis ‘de vrouw’ (met een negatieve lading) verdwijnt en vervangen wordt door bijvoorbeeld ‘de wijf’ of een woord dat we nu in de standaardtaal nog niet gebruiken, zoals ‘de sma’. Met ‘een mens’ zie ik geen probleem. Ten eerste is het woordje ‘een’ kerngezond en ten tweede zie ik niet hoezo ‘een mens’ een afwijkende betekenis zou hebben. Of denk je aan zinnen als ‘Een mens moet af en toe wat eten’? Waarom zou dat veranderen?

      Like

  7. haloewie zegt:

    Thuistaal en Buitentaal

    Met mijn 69, nog net niet op tram 7, durf ik hier stellen dat wie goed luisterde naar zijn moeder toen die de taal leerde aan haar kind, geen geslachtfouten hoorde en telkens verbeterd werd, ook voor zoveel andere onderscheidende kenmerken van zijn moedertaal (dat/wat, hun/hen/ze, die/dat, ne/een, zwakke en sterke ww. en de lijst is lang). Blijkbaar durft men niet meer verbeteren (beter maken). Dus is het hoog tijd om onderscheid te maken tussen dialect (de taal tussen gelijken) en de standaard voertaal. Tijd voor taaltuinen, harken en wieden. In de voertaal is het “het” venster, waar de streektaal de venster zegt en ’t stad, waar de standaardtaal “de” stad hanteert. Tijd voor rode en gele kaarten voor wie zijn standaardtaal niet machtig is. Hoog tijd voor het herinvoeren van het grammatica-onderwijs, voor regels en paradigmata en voor het onderwijs in beide landstalen, de standaardtaal en het dialect op evenwaardige basis: zeg niet zus in de standaardtaal, want dat is streektaal, gebruik zo. Klappen is dialect voor babbelen; klappen in standaardtaal is applaudisseren (in de handen)

    Wat het gebruik van die en dat in West en Oost-Vl betreft. Daar zijn de regels ook zoek geraakt, zij volgden de Franse versie van qui (onderwerp die) en que (voorwerp dat), onafhankelijk van het geslacht van het antecedent. Maar aangezien men in de lagere school geen ontleding meer aanleert, verglijdt het taalonderricht naar grote diepten. In het dialect maakt men voor het aanwijzend die nog wel onderscheid tussen man. en vrouw. door de uitspraak van dieje vèngt (die vent) en dee vra: (die vrouw) en gebruikt men nog buigingsuitgangen, die opgelost zijn in de verarmde standaardtaal. Ik hou(d) dus een pleidooi voor de gelijkberechtiging van thuistaal en buitentaal.

    Het onzijdige het voor alle verkleinwoorden zal nog niet zo snel verdwijnen. HET venstertje, boompje, sluisje, kindje zal onzijdig blijven. Het is zo duidelijk als de voorrang aan links in het verkeer!

    Tsjao! haloewie deurne 2100 (B)

    Like

  8. le soldat Brû zegt:

    Hoe eerder hoe beter. Dat zal enorm veel tijd sparen bij het vervangen van een woord door een synoniem met een ander geslacht in grote documenten.

    Like

  9. gEwE zegt:

    je geleerde vriendin heeft gelijk; de term “combinatie” is vrouwelijk

    Like

  10. Piet zegt:

    Nu begrijp ik ook waarom ik vaak hij/zij (mag het nog?) is even groot als “MIJ”. Niet ÏK”dus, maar “MIj” Dat hoor ik ook van vele volwassenen

    Like

  11. Bedoel je echt dat je medestudenten formuleringen als ‘het boek die’ en ‘het stapeltje die’ volstrekt normaal vinden, en dus niet alleen ‘het meisje die’ en ‘het hondje die’? Als je dat inderdaad bedoelt, is de ontwikkeling verder voortgeschreden dan ik dacht.

    Zelf vind ik ‘hen’ overigens ook een beetje elitair. Als ik beslist niet elitair wil overkomen – als de loodgieter langskomt, bijvoorbeeld – zeg ik liever ‘hun’. Of ‘ze’, als het woord geen nadruk krijgt.

    Like

  12. Tamara zegt:

    ik ben een student, en ik kan jullie vertellen dat ik bijna niks anders meer hoor dan ‘die’ ipv ‘dat’. veel jongeren vinden het zelfs opvallen als ik het goed zeg. net als het gebruik van ‘hen’ vinden ze het elitair klinken.

    Like

  13. Nog twee mogelijke tekenen van het wankelen van ‘het’ die ik me net bedacht:

    – “Ik ben mijn boek kwijtgeraakt, daarom heb ik een nieuwe gekocht.” (… ‘daarom heb ik een nieuw gekocht’ is volgens mij al nauwelijks meer mogelijk, terwijl het toch gaat om ‘een nieuw boek’.)

    – In Suske & Wiske komen constructies voor als “het dappere Suske” en “het arme Wiske”. In Vlaanderen kan dat kennelijk, maar in Nederland zijn verkleinvormen van eigennamen toch echt niet meer onzijdig. Ik zou zelf spreken van “de dappere Suske” en “de arme Wiske”.

    Like

    • Inderdaad. Persoonlijk vind ik het nog steeds raar als de bakker op mijn bestelling van een volkorenbrood vraagt: “Een hele?” Maar zijn formulering is beslist volkomen normaal geworden. Het tweede punt is een verrassende toevoeging, waarvoor dank. (Zijstraat: tot mijn verrassing ervaren veel mensen namen als Femke en Marijke niet eens meer als verkleinvormen. Zelf vind ik het bijna denigrerend om vrouwen zo te noemen, tenzij liefkozend. Maar ja, Femke Halsema heeft geloof ik geen andere roepnaam.)

      Like

  14. Patrick Sys zegt:

    @Frans Daems Klopt helemaal niet. Het Nederlands in Vlaanderen is helemaal niet aan erosie toe wat het woordgebruik van ‘het’ betreft. Iedereen, ook de minder begaafden weten perfect – ook in spreektaal – het onderscheid tussen de-die-dat. Blijkt nog maar eens dat onze twee talen stilaan uit elkaar aan het groeien zijn. Nederlanders vinden ons ‘Vlaams’ grappig charmant, wij vinden het Nederlands van boven onze grens meestal belachelijk, bekakt en compleet mis. Een Corry Konings die dertig jaar en meer geleden al zong van “Ik zie de zon weer door de raam, ik hoor je stem, jij roept mijn naam.”, dat is voor ons iets grappig exotisch. Dergelijke taalveranderingen zullen bij ons normaal gezien nooit optreden. Maar zeg nooit nooit.

    Like

  15. Martin Schollaart zegt:

    Als bepaalde (taal-)regels verdwijnen is dat omdat zij hun nut verliezen. Wat mij nog meer zorgen baart is dat voorzetsels steeds vaker “vergeten” worden. Dan wordt het pas echt een probleem om iets exact te duiden.

    Like

    • Als taal te onduidelijk wordt, ontstaan er spontaan nieuwe oplossingen, omdat mensen elkaar anders niet meer begrijpen. Ik verwijs graag naar het uiterst leesbare boek ‘The Unfolding of Language’ van Guy Deutscher – een genot om te lezen.

      Like

  16. Frans Daems zegt:

    Erosie in geval 3 (het raam die, het probleem die) is geen uitsluitend Nederlands fenomeen. Het valt hoe langer hoe meer waar te nemen bij standaardtaalsprekers in een deel van Vlaanderen (Oost- en West-Vlaanderen).

    Like

    • Ah, interessant om te vernemen, dankjewel. Ik kom te zelden in Vlaanderen om dit zelf waar te nemen. En als ik er kom, hoor ik zo veel interessante dingen dat dit onderwerp erbij inschiet.

      Like

      • Edwin zegt:

        Ik ben een Oost-Vlaming van afkomst (Aalst bijgod), West-Vlaming zowat twee maand per jaar (aan de Belgische kust) en Brabander de rest van het jaar (het Antwerps ken ik dan weer via mijn broer en het Limburgs via mijn schoondochter). Als Nederlander zou ik niet te snel oordelen op basis van één reactie. Ik heb nog nergens in Vlaanderen (alle provincies tegaar dus) horen spreken over “het” raam “die”). Wel door allochtonen in hun eerstejaar Nederlands, maar als ze doorzetten gaat die “fout” ook uit hun taalgebrruik.

        Like

        • Frans Daems zegt:

          Ook al heeft Edwin zelf nog nergens in Vlaanderen “het raam die”, of “een raam die” gehoord, toch is het een fenomeen dat veel leraren in schriftelijk werk van hun leerlingen aantreffen. Niet in heel Vlaanderen, maar beslist in West-Vlaanderen, en mijn eigen observaties geven aan dat minstens een deel van de Oost-Vlamingen dit ook doet. Op de VRT-radio en -tv valt “die” als betrekkelijk voornaamwoord na een het-woord dagelijks te horen en geregeld te lezen in ondertitels.
          Het is zelfs zo dat pedagogisch adviseur Hugo de Jonghe op de conferentie Het Schoolvak Nederlands in Gent 2002 gesproken heeft over hoe ‘fouten’ als in de volgende zin didactisch aan te pakken:: “Dat is een systeem die niet werkt”.
          In Brabant doet zich iets heel anders voor. Daar hoor je betrekkelijke bijzinnen zoals “mensen dat zoiets zeggen; iemand dat het niet weet”. Het fenomeen dat je hier ziet is dat bijzinnen systematisch als zodanig gemarkeerd worden door het voegwoord “dat”; een betrekkelijk voornaamwoord “die” wordt dan niet meer uitgedrukt.

          Like

  17. Ad zegt:

    Wat je niet noemt maar wel vaak voorkomt: een woord dat grammaticaal onzijdig is, maar qua gevoel en inhoud mannelijk of vrouwelijk. En dan krijg je: het meisje die, i.p.v. het meisje dat. En dan duurt het niet lang meer of het wordt: de meisje die

    Like

    • Edwin zegt:

      Geen probleem. Als je “de” meisje correct vindt, dan is de rest van je zin ook correct. Alleen, zelfs in het dialect is het “het” meisje! Aub niet forceren om te forceren!

      Like

      • @Ad ‘Het meisje die’ komt inderdaad heel veel voor, net als ‘mijn broertje die’. Op dit moment hoor ik onder autochtonen nooit ‘de meisje’ – maar ik weet niet goed hoe jongeren onder elkaar praten.
        @Edwin Je lijkt te denken dat er mensen zijn die taalverandering willen forceren. Het tegendeel is waar: de grammatica en de woordenschat van talen veranderen buiten individuele bedoelingen om en menigeen wil forceren dat ze dat niet doen. Wij zullen ‘de meisje’ nooit als correct ervaren. Ons nageslacht misschien wel.

        Like

  18. Johan den Drijver zegt:

    Ik denk, dat er toch ook wel invloed van ‘buitenaf’ merkbaar is. Als ik in Surinaamse kringen Nederlands hoor spreken – en dat doen ze toch wel goed – dan worden de verbuigingen van bijvoegelijke naamwoorden heel vaak anders gevormd dan bij ons: een grote raam. Ook door kinderen van Surinaamse ouders, die de Nederlandse school bezoeken en waar een Nederlandse leerkracht les geeft. En dat is ze haast niet af te leren, heb ik gemerkt.

    Like

  19. Aad zegt:

    De “nieuwe” zaken die bij het 3e punt aan de orde komen, worden mijns inziens door mensen met een kleinere talenknobbel gebezigd.

    Hoogte van opleiding is hierbij irrelevant.
    Het gaat om taalgevoel. Dat is een talent.
    Dus als “het” verdwijnt, dan komt dat misschien door het afnemen van het aantal mensen met talenknobbels.

    Like

    • De ironie wil dat juist mensen met minder taalgevoel tot op zekere hoogte bepalen hoe een taal zich ontwikkelt. Zij maken fouten, sommige van die fouten (lang niet alle!) verspreiden zich en worden op den duur de nieuwe norm. Een over de hele linie afnemend talent voor taal lijkt me onwaarschijnlijk (temeer omdat het menselijk IQ al vele decennia op onverklaarbare wijze stijgt).

      Like

    • Edwin zegt:

      Het zou ook kunnen komen door het absoluut kinderachtig praten (spreken) met jonge kinderen, vanaf hun eerste levensdag. Waarom schakelen volwassen mensen (soms zelfs met een dubbel universitaire opleiding) over op brabbeltaal in het aanschijn van een baby? Test het even zelf uit (maar je hebt wel enkele jaren geduld nodig om het resultaat te horen): spreek “gewoon” tegen je baby, en hij zal ook “gewoon” spreken, mét onderscheid van de drie naamvalsvormen, zonder ook maar één spraakkunstles gevolgd te hebben!

      Like

  20. Aleid zegt:

    Het aanwijzend voornaamwoord wankelt ook behoorlijk. Niet als het direct voor het zelfstandig naamwoord staat,maar wel als ze wat verder uit elkaar staan. “Ik heb mijn diploma gehaald. Die geeft toegang tot een vervolgopleiding.” Dat soort zinnen.

    Like

    • Helemaal mee eens. Ik heb dat niet genoemd omdat zulke aanwijzende voornaamwoorden niet zozeer het behoud van het woordgeslacht steunen, maar juist een afgeleide zijn van het woordgeslacht. Dat vermoed ik tenminste. Maar misschien heb je gelijk en dan draagt dit verschijnsel bij aan het’s teloorgang. In dat geval is ook het bezittelijk voornaamwoord nog te noemen: ‘zijn’ onderscheidt het-woorden al niet van de-woorden, en bovendien wordt ‘haar’ ook geregeld gebruikt.

      Like

      • Aleid zegt:

        Het kan ook een soort wisselwerking zijn: doordat het woordgeslacht minder herkend wordt, maken mensen meer ‘fouten’ bij aanwijzend en bezittelijk voornaamwoord, en dat verzwakt op zijn beurt weer het behoud van het woordgeslacht.

        Hoe dan ook is het een interessant gegeven, en zeker iets waar veel van mijn studenten (voor een groot deel van allochtone afkomst) mee te maken hebben.

        Like

  21. Kun je, als het om taal gaat, spreken van een zinloos systeem? Mij lijkt de kwalificatie zinvol of zinloos niet relevant. Iets bestaat, verandert, verdwijnt… of niet. Het onderscheid tussen mannelijke en vrouwelijke woorden is in het Nederlands om een of andere reden vrijwel verdwenen, maar in het Duits niet. En ook in Romaanse talen is verdwijning vooralsnog ondenkbaar.

    Like

    • Het verschil tussen de en het heeft in het Nederlands vrijwel geen betekenis, daarom noem ik het zinloos. Bovendien wordt het verschil steeds minder duidelijk gesignaleerd, zoals ik hierboven uitleg. In de Romaanse talen en ook in het Duits is het verschil iets zinvoller, omdat bij allerlei persoonsaanduidingen mannelijke en vrouwelijke varianten bestaan, consequenter dan in het Nederlands: el director – la directora, le directeur – la directrice, der Direktor – die Direktorin; maar ook un sordo – una sorda, un sourd – une sourde, ein Tauber – eine Taube. Dat neemt niet weg dat deze talen makkelijk zonder zouden kunnen, want bij de meeste woorden heeft het woordgeslacht géén betekenis: het Franse amour is vrouwelijk, het Spaanse amor mannelijk – willekeur dus. In het Spaans, Italiaans, Portugees en Catalaans (niet in het Frans) is echter aan verreweg de meeste woorden meteen te horen wat het geslacht is, zodat verdwijning van dat systeem inderdaad moeilijk denkbaar is. Bovendien wordt het verschil solide gesteund door met name het bijvoeglijk naamwoord, denk ik: la directrice est sourde. Hoe het Duits (en IJslands en Faerøers) hun drie woordgeslachten zo standvastig hebben bewaard, weet ik niet. Het zijn precies dezelfde Germaanse talen die ook nog vier naamvallen hebben; zou daar een verband kunnen bestaan?

      Geliked door 1 persoon

      • Edwin zegt:

        Ad Taaljournalist: sorry hoor voor mijn blijkbaar belegen kunde (?) , maar ik ken nog wel degelijk het verschil tussen vrouwelijke en mannelijke naamwoorden. Ik weet heus nog wel dat een koe, merrie, … geen mannetjes zijn en dat de stier nogal opgewonden (dus -?- mannelijk) overkomt. En over het verdwijnen van “het”. Al eens gedacht aan “it” in de Engelse taal? Zowat driekawart van de naamwoorden krijgen daar het lidwoord “het”. In feite elk zelfstandig naamwoord behalve personen & schepen (die laatste zijn vr.). Door uitsterven bedreigd? Neem aub de tram naar good old England en je verandert snel van mening!

        Vervolgens zeg je: in het Duits iets zinvoller omdat … bij allerlei persoonsaanduidingen mannelijke en vrouwelijke varianten bestaan …” Nooit geleerd over het verschil tussen “hem” en “haar” veronderstel ik dan als ik zulke onzin lees!

        Komaan zeg, zullen we het voortaan over “hem” hebben wanneer iemand van een baby bevalt? Of zullen we “haar” gebruiken voor die absoluut mannelijk ogende stierenvechter? Forget it, we noemen vanaf nu iedereen, alles ,en tutti quanti: “het”. Geen problemen meer om na te denken over het geslacht! Behalmve dat bij een “het”-woord ook “zijn” behoort. Misschien steigert de vrouwelijke helft van onze bevolking daar wel bij?en

        Like

        • Jij hebt het over het biologische geslacht; ik wijs daar in mijn tekstje op. Wat in het Standaardnederlands vrijwel is verdwenen, zeker in Nederland, is het woordgeslacht van zelfstandige naamwoorden. Het gender, zoals taalkundigen meestal zeggen. Ook het Engelse gebruik van he, she en it wordt vrijwel geheel bepaald door het biologische geslacht; alleen schepen en landen worden nog een enkele keer nog als vrouwelijk beschouwd.

          Like

        • Edwin zegt:

          Beste taaljournalist,
          Blijkbaar bent u niet echt vertrouwd met het standaard Engels (high class én de straatlopers). Zij kennen het onderscheid tussen he, she en it nog wel! Mind the gap!

          Like

Plaats een reactie